Handicaps geen bezwaar
Het was heel bijzonder om een pleegouder te interviewen die ik als voormalig pleegzorgbegeleider al vrijwel zijn hele leven ken. Het contact met de pleegouders van John, die hij opa en oma noemt, heb ik ook na mijn pensionering onderhouden. Ik hoorde dus regelmatig hoe het met John ging. Ik was blij verrast toen ik begreep dat John en zijn partner Steven, allebei dertigers, er bewust voor hebben gekozen om voor pleegkinderen met een beperking te zorgen: Jaap (6) en Hans (4). Het werd tijd om John en Steven zélf te vragen naar hun ervaringen.
Al vanaf het begin van hun relatie wilden John en Steven graag kinderen. John: “We besloten om daar een aantal jaren mee te wachten. We wilden elkaar beter leren kennen en ook ontdekken hoe zeker we alle twee waren van deze wens.” Steven vult aan: “Uiteindelijk werd voor ons duidelijk dat we niet voor adoptie, maar voor pleegzorg wilden gaan. Het gaat ons meer om helpen dan om hebben. Juist kinderen die extra zorg nodig hebben spreken ons alle twee aan. We hebben vrienden met een kind met het Downsyndroom. In hun gezin zien we behalve moeilijke ook veel mooie kanten, zoals de onvoorwaardelijke vrolijkheid van het kind en de pure manier van reageren. Lastiger is dan weer dat, als er iets vastzit in zijn bol, je het er niet zomaar uitkrijgt.”
John heeft twee halfbroertjes die zijn overleden en een zus die gehandicapt is en op een groep woont. Samen met een andere zus die zelfstandig woont, bezoekt hij af en toe zijn zus op de groep.
Opa en oma John ging rond zijn eerste jaar naar een pleeggezin, omdat het thuis echt niet ging. De eerste jaren woonde hij bij een ouder echtpaar, die nog altijd opa en oma voor hem zijn. De hoop was dat John ooit terug naar huis zou gaan. Van die tijd herinnert hij zich veel. Zo weet hij nog dat zijn moeder hem bezocht, maar niets met hem ondernam. Ze zat en keek, maar had geen idee wat ze met het actieve peutertje aan moest. Ze babbelde vooral met opa. Alle pogingen van opa en oma en hulpverleners om zijn moeder iets met haar kind te laten doen, liepen op niets uit. Zijn ouders waren uit elkaar. Het contact met zijn moeder is nooit wat geworden. Met zijn vader heeft John wel een redelijke band op kunnen bouwen, al was het geen optie om bij hem te wonen. Johns vader is een paar jaar geleden overleden. John ging uiteindelijk naar een perspectief biedend pleeggezin en is daar opgegroeid. Hij heeft nog goed contact met zijn pleegvader. Zijn pleegmoeder overleed ruim tien jaar geleden en John praat met warmte over haar. Het contact met zijn eerste pleegouders is altijd gebleven en hij logeerde regelmatig bij hen. Zij kwamen steeds meer in de grootouderrol. Klik Steven komt uit een gezellig gezin. Zijn moeder is opgegroeid in een pleeggezin. Steven heeft een viswinkel die hij met de vorige eigenaars heeft opgebouwd en die Steven en John voortzetten. Ze zijn blij met de twee jongens, Jaap en Hans, die nu bij Steven en John wonen. Als het nodig is, springen ze bij in het gezin. Steven en John hebben een vaste oppas die komt als zij eens een avond of dagje weg willen. De oppas kwam ook toen John met pleegzoon Hans een aantal weken in het ziekenhuis verbleef. Steven en John vertellen dat ze uitgebreide gesprekken in het ziekenhuis hebben gehad over wat de komst van Hans in hun gezin zou betekenen. Zo hebben ze een reëel beeld van de behoeftes van het kind gekregen. De klik was er meteen, ook met pleegzoon Jaap, die al bij hen woonden. John: “We zijn het avontuur aangegaan.” Jaap Jaap werd een risicokind genoemd en het was niet helder hoe zijn ontwikkeling zou verlopen. Hij is in een begeleid-wonen-voorziening geboren, waar zijn moeder toen woonde. Zijn vader toont geregeld zijn belangstelling en doet leuke dingen met hem. Zijn moeder komt af en toe met vader mee. Zij vindt het best moeilijk om met Jaap, een drukke zesjarige die enthousiast van alles met je wil delen, om te gaan. John en Steven proberen daar wel bij te helpen, maar het komt niet altijd over. “Dat is wel confronterend”, vertelt John. “Ik weet nog goed dat ik mezelf als kind heel naar voelde als mijn moeder me eigenlijk gewoon negeerde.” Jaap gaat af en toe op bezoek bij zijn opa en oma. Toen Jaap als driejarige bij John en Steven in huis kwam, was zijn plek op het medisch kinderdagverblijf al geregeld, maar zijn pleegouders wilden eerst een tijdje met hem thuis zijn. Toen kwam Jaap al heel snel los. Vooral de aandacht van zijn pleegouders en het samen spelen maakten het medisch kinderdagverblijf overbodig. Jaap is gewoon naar het basisonderwijs gegaan en doet het tot nu toe prima. Zijn pleegouders vertellen dat het een ‘ADHD-achtig kind’ is: “Hij staat de hele dag ‘aan’, maar met regelmaat en duidelijke afspraken gaat het goed.” Hans Hans heeft wekelijks contact met zijn ouders en dat contact wordt begeleid door de instelling en zijn pleegouders. Het is de bedoeling dat het contact geleidelijk wat minder wordt. Hans vertoont soms wat aversie naar zijn moeder als zij hem wil knuffelen. Thuis zat Hans hele dagen op bed of op schoot, omdat hij zo ziek was en dus niets kon of mocht van zijn moeder. Na plaatsing in zijn pleeggezin op driejarige leeftijd heeft Hans de helft van de tijd in het ziekenhuis gelegen, waar pleegvader John steeds bij hem was. Steven en Jaap kwamen ook regelmatig langs. Hans heeft een syndroom in het maagdarmkanaal, waardoor zijn maagdarmsysteem niet werkt. Hij kan niet zelf eten en sondevoeding helpt sinds enkele maanden helemaal niet meer. Hij komt wel wat aan, maar valt na een paar dagen weer af. Hij kon maar twee uur per dag uit bed zijn en rondlopen, want zijn rugzak met sondevoeding was te zwaar voor hem. Sinds een maand krijgt hij voeding via zijn bloedbaan. Dat gaat goed, maar het is ook een hele klus. Hierbij komt de zorgopleiding van John goed van pas, want alles moet steriel aangebracht worden. Een ontsteking kan fataal zijn. Hans moet ook bij de minste twijfel direct naar Rotterdam en is in het ziekenhuis kind aan huis. Gelukkig gaat het nu goed. Hij is tien uur per dag vrij van apparatuur en maakt motorisch grote stappen die niemand verwacht had. Het is een vrolijk en pienter mannetje. Leven bij de dag Voordat de jongens naar bed gaan, proberen John en Steven de dag met de kinderen door te nemen, wat hen helpt om rustig te gaan slapen. De pleegouders genieten van het nu. Ze weten dat de toekomst van Hans onzeker is. Hij is één van de jongsten die baat heeft bij deze behandeling. Er is één patiënt die deze apparatuur nu vijftien jaar heeft. John: “We leven bij de dag en willen Hans een plek bieden waar hij zo gewoon mogelijk kan leven, tot zijn recht komt en thuis is.” De pleegouders sluiten de komst van nog een pleegkind niet uit, mits het kind bij Jaap en Hans past. Door Flip Woltering, redactielid BIJ ONS, gepensioneerd pleegzorgwerker en (pleeg)grootvader
De namen in dit interview zijn gefingeerd.