18 jaar op, 18 jaar af
Volwaardig volwassen worden met een jeugdzorgverleden
Foto: Willeke Machiels
Germain Miedema is nu 35 en groeide vanaf zijn vierde jaar op in de jeugdzorg. Mishandeling en verwaarlozing maakten dat het voor hem thuis niet meer veilig was. Hij woonde ongeveer een jaar bij een zogenaamd projectgezin voordat hij bij een definitief pleeggezin werd geplaatst. Helaas moest hij daar na vijf jaar toch weg. Vanaf dat moment verbleef hij voor kortere en langere periodes afwisselend in een internaat, leefgroepen en een gezinshuis tot hij op zijn zestiende kon starten met kamertraining. Twee jaar later ging hij zelfstandig op kamers wonen. Het is nu bijna achttien jaar later. “Dit jaar is het achttien jaar geleden dat ik officieel niet meer onder de verantwoordelijkheid van de jeugdzorg viel. Op dat moment was dat een opluchting. Wat ik me toen nog niet realiseerde, was dat ik weliswaar uit de jeugdzorg was, maar de jeugdzorg absoluut nog niet uit mij.”
Als jongvolwassene liep Germain keer op keer vast. Op school, in zijn baan, in vriendschappen en in relaties. De patronen die hij bewust en onbewust had aangeleerd, belemmerden hem om te dealen met dat wat bij volwassen worden hoort. “Dat inzicht is langzaamaan, met therapie, coaching, veel ‘soul searching’ en vooral vallen en opstaan, gekomen. Je zou wel kunnen zeggen dat ik voor élk jaar jeugdzorg, ook één jaar heb moeten afbouwen. 18 jaar op, 18 jaar af. Dat is nu ook de (werk)titel van het boek dat ik aan het schrijven ben. Ik wil mijn eigen ervaringen delen om andere jongeren in een vergelijkbare situatie te helpen in deze belangrijke tweede fase van hun leven.”
Moeilijk te begrijpen
Mensen die niet bekend zijn met de problematiek in de jeugdzorg, kunnen zich vaak geen of maar moeilijk een voorstelling maken van wat dat écht met een kind doet. Vroege littekens die ten grondslag liggen aan ‘moeilijk’ gedrag, zie je niet aan de buitenkant. Wat ze wel zien, is een kind dat te eigengereid is, of juist te aanhankelijk, te onzeker of juist te gedreven, in de aanval of juist in de verdediging schiet, te weinig of te veel is. “Maar nooit goed genoeg”, vertelt Germain. “Afgewezen worden door je ouders omdat ze je als duivels zien om vervolgens keer op keer weer weg te moeten. Dertien keer in totaal moest ik afscheid nemen en verhuizen. Ik heb vrijwel alle woonvormen gezien. Dat doet wel wat met je.
Ik heb daardoor allerlei patronen en tactieken ontwikkeld die in de ‘normale’ wereld niet werken en niet worden begrepen. Ondanks dat ik ondertussen fantastische mensen om me heen heb die mij aardig kennen, vrienden, familie, pleegfamilie en collega’s, vinden zij mij vaak moeilijk te begrijpen. Ze weten niet hoe ze kunnen helpen. Niet zo gek. Ik ben tenslotte een uitzondering. Ondanks dat er een groot aantal jongeren in de jeugdzorg terecht komt, zijn we nog steeds in de minderheid. Gelukkig maar. En daarom ook lastig. Eenmaal uit de zorg, ben je vaak op jezelf aangewezen. Zeker als je op veel verschillende plekken hebt gezeten en dus niet echt een basis hebt. Professionele hulp is niet altijd beschikbaar op het moment dat je die het hardst nodig hebt. Je kunt bij lotgenoten terecht, maar persoonlijk kon ik het delen in hun last er nauwelijks bij hebben. Ik heb stapels zelfhulpboeken gelezen, maar ook daarin vond ik weinig herkenning.”
Thuiskomen
Onvoorwaardelijkheid bestaat niet in het leven van een kind in de jeugdzorg. Tenminste, niet in het perspectief van het kind. “Je hebt altijd het gevoel dat je je moet aanpassen, aan verwachtingen moet voldoen en je moet bewijzen.” Met het pleeggezin waar Germain tot zijn elfde woonde, heeft hij altijd goed contact gehouden. “Ze hebben me een fijn thuis geboden en echt hun best gedaan om me onderdeel van hun gezin te laten voelen. Daar ben ik ze nog steeds dankbaar voor. Voor zover dat mogelijk was, waren ze mijn basis. Hoe meer ik echter mezelf ontdekte, hoe meer ik voelde dat ik anders was en anders over dingen dacht. Ik voelde dat ik van een ander DNA ben.
Toen ik een paar jaar geleden eindelijk weer contact kreeg met mijn biologische broertjes en zusje, voelde dat pas echt als thuiskomen. Dat zit in ogenschijnlijk onbelangrijke zaken, zoals mijn kledingstijl, de muziek die ik graag luister en hoe ik dans. Maar ook in karaktertrekken, zoals het feit dat ik fanatiek ben met spelletjes, dat ik ambitieus ben en groot droom. Ineens was dat niet meer gek, omdat ik mensen om me heen had die ook zo waren. Ik was niet ánders. Ik was gewoon niet in mijn eigen systeem. Jammer genoeg zorgde dat er wel voor dat er een kloof ontstond tussen mij en mijn pleeggezin. Ze vinden het niet zo makkelijk te accepteren dat ik ervoor kies om niet altijd meer aan hun verwachtingen te voldoen. Thuis is namelijk niet een plek, thuis ben je bij de mensen bij wie je jezelf kan zijn.”
18 jaar op, 18 jaar af
Germain kan nog hulp gebruiken bij het realiseren van zijn boek. Meer informatie daarover lees je op zijn website.

Niet goed genoeg
“Dat gevoel van thuis, is essentieel. Dat is de eerste stap om de diepgewortelde overtuiging dat ik niet goed genoeg was, voorzichtig af te pellen. Hoe vaak pleegouders, hulpverleners, psychologen of vrienden ook zeiden dat ik wel degelijk goed genoeg was, ik voelde het niet. Al mijn ervaringen van jongs af aan, hadden tenslotte alleen maar het tegendeel bewezen. Ouders die me afwezen. De gezinnen waar ik niet kon blijven. De labels die ik kreeg. Vriendengroepen waarbij ik niet kon aansluiten, omdat ik geen geld had voor kleren, drankjes of de bus. Baantjes die ik kwijtraakte, omdat ik niet wist hoe ik met feedback moest omgaan. Relaties die stukliepen, omdat ik bang was om verlaten te worden.
Nu, op mijn 35e, durf ik uit te spreken dat ik oké ben met wie ik ben. Dat is alles wat ik als kind wilde: horen, ervaren en voelen dat ik oké was zoals ik was. Ik bén goed genoeg. Ik ben één van de slechts 3% van de jongeren uit de langdurige jeugdzorg die een hbo-diploma heeft gehaald, in tegenstelling tot 40% van de ‘normale’ jongeren. Ik ben gaan ondernemen. Heb risico’s durven nemen en een bedrijf opgezet. Dat heeft het helaas niet gered, maar ik wél. Zonder schulden. Al vanaf mijn zestiende ben ik financieel zelfstandig. Zelfs zonder huis, heb ik een thuis met familie en vrienden. Voor het eerst heb ik het gevoel dat ik klaar ben om met de normale problemen van de wereld te dealen en dus ook met het normale plezier. En normaal is echt een van de grootste verlangens die je als jongere uit de jeugdzorg hebt.”
Foto: Willeke Machiels
Missie
Het herstelde contact met zijn broertjes en zusje was een allesbepalende factor voor Germains ontwikkeling. Een persoonlijke missie die geslaagd is. Zodra hij zich bewust werd van de situatie in zijn gezin van herkomst, was Germain vastbesloten om hen weer in zijn leven te krijgen. “Dat was steeds weer mijn drive. Alles wat ik deed, deed ik niet alleen voor mezelf. Ik deed het vooral ook voor hen. Daardoor was ik in staat om steeds weer een stap te zetten, hulp te zoeken en door te zetten. Ik heb veel hulp gehad en veel zelf moeten uitvogelen of dat nu op mentaal vlak was of over praktische zaken ging. Dat was vaak best een zoektocht. Ik had wel een soort gids willen hebben na mijn achttiende die richting en houvast kon geven. Ik hoop dat mijn boek dat kan zijn.”
Tot zijn boek af is, heeft Germain één advies voor jongeren die nu worstelen: “Zorg dat je een missie hebt. Iets dat je wil bereiken, maakt niet uit wat. En weet dat het leven net een game is. In elk level leer en ontdek je weer nieuwe helpende tactieken en cheats. Soms moet je een level overdoen, voordat je naar het volgende door kan. Herladen en opnieuw beginnen. Dit keer met meer kennis en ervaring. Zo word je steeds sterker en bereik je uiteindelijk je doel.”
Door Silvia Verhoosel