Hoe zit dat?
De informele rechtsgang van het pleegkind
Door Mariska Kramer
Gino (11 jaar) woont vanaf jonge leeftijd in een pleeggezin. Zijn pleegouders hebben de voogdij over hem. De ouders van Gino zijn gescheiden. Hij heeft een omgangsregeling met zijn moeder en een omgangsregeling met zijn vader. De omgang met zijn moeder vindt Gino leuk, hij gaat graag naar haar toe. Ze ondernemen leuke activiteiten, er is een liefdevolle band tussen moeder en zoon. Gino vindt de omgang met zijn vader een stuk minder leuk. Hij komt vaak mopperend terug. Gino vindt dat zijn vader geen leuke dingen met hem doet, hij vindt het vervelend dat zijn vader hem meeneemt naar mensen die hij niet kent. Gino vertelt herhaaldelijk aan zijn pleegouders dat zijn vader niet écht naar hem luistert. Ook vindt Gino het irritant dat zijn vader negatief over zijn pleegouders praat en vervelend tegen zijn pleegouders doet.
De pleegouders stimuleren Gino waar zij kunnen in het contact met zijn vader maar de weerstand bij Gino wordt steeds groter. De vader ziet de inzet van de pleegouders niet en verwijt het de pleegouders dat Gino met steeds meer tegenzin naar hem toegaat. De vader start een procedure tegen de pleegouder-voogden waarin hij uitbreiding van de omgangsregeling verzoekt. Gino schrijft met behulp van de pleegzorgbegeleider een brief aan de rechter dat hij graag een gesprek wil met de rechter. De rechter nodigt Gino uit voor een zogenaamd kindgesprek. In dit één-op-ééngesprek met de rechter mag Gino zijn verhaal doen. Vervolgens is er een zitting waarvoor de vader, de pleegouder-voogden en de Raad voor de Kinderbescherming zijn opgeroepen. De rechter beslist om de omgangsregeling niet uit te breiden en wijst het verzoek van de vader af. De rechter baseert zich hierbij op: het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om de omgang niet uit te breiden, op de mening van Gino (hij wil geen uitbreiding) en op het verweer van de pleegouders (zij hebben gemotiveerd uiteengezet waarom uitbreiding niet in het belang van Gino is). De omgangsregeling blijft dus ongewijzigd.
Een paar jaar later, Gino is inmiddels 14 jaar, loopt de omgangsregeling zeer stroef. Gino slaat de omgang steeds vaker over. Hij is door de pleegouders steeds moeilijker te bewegen naar zijn vader te gaan. De omgang met zijn moeder verloopt nog steeds plezierig, Gino slaat geen bezoek met haar over. Gino, die goede herinneringen heeft aan het kindgesprek met de kinderrechter van een aantal jaar geleden, vraagt aan de pleegouders of hij met de kinderrechter mag praten. Gino wil geen omgang meer met zijn vader.
Toegang van het kind tot de kinderrechter
Het (pleeg)kind kan zelf aan de rechter vragen om een beslissing te nemen over een omgangsregeling met zijn ouder(s) of om een beslissing over het ouderlijk gezag. Een ‘informeel verzoek’ is voldoende, zowel over het gezag als over de omgang. Het (pleeg)kind kan de rechter een briefje sturen of telefonisch een gesprek aanvragen: er is dus geen advocaat voor nodig. Na een gesprek met het pleegkind en na het horen van de betrokkenen (zoals de ouders, de pleegouders en de Raad voor de Kinderbescherming), neemt de rechter een beslissing over de omgang of het ouderlijk gezag. Soms vraagt de rechter de Raad om een onderzoek te doen alvorens hij een beslissing neemt. Deze informele rechtsingang geldt in ieder geval voor kinderen vanaf twaalf jaar. Maar ook jongere kinderen kunnen van deze regeling gebruikmaken als de rechter vindt dat het kind zijn belangen voldoende kan inschatten.
In het geval van Gino heeft de kinderrechter op zijn verzoek de omgangsregeling met zijn vader stopgezet. Hiertoe gaat een rechter niet snel over, maar gezien de lange voorgeschiedenis en vastberaden wens van Gino in combinatie zijn leeftijd heeft de rechter gehoor gegeven aan de wens van Gino.
Het komt natuurlijk ook voor dat een kind juist méér omgang wil met zijn ouder(s) of omgang (of meer omgang) met een broertje of zusje dat in een ander gezin woont, wil. In dat geval kan het kind de rechter in het kader van de informele rechtsingang juist vragen om de omgang uit te breiden of, als er nog geen omgang is, een omgangsregeling vast te stellen.