Structurele verwaarlozing in kindertehuizen
De Nederlandse hoogleraren Rien van IJzendoorn en Marian Bakermans-Kranenburg maken deel uit van een internationale expertgroep, ingesteld door het invloedrijke tijdschrift The Lancet. Op grond van de bevindingen van deze groep spreken zij zich uit tegen tehuisopvoeding. “Kinderen die opgroeien in weeshuizen worden structureel verwaarloosd. We pleiten ervoor te streven naar afschaffing van tehuisopvoeding.”
Volgens een recente schatting groeien wereldwijd meer dan 7,5 miljoen kinderen op in kindertehuizen, ook wel ‘weeshuizen’ genoemd. Dat is waarschijnlijk nog een onderschatting, omdat in veel landen de registratie van deze kinderen slecht is of ontbreekt. Landen met de meeste kinderen in tehuizen zijn Pakistan, Indonesië en India. Ook in Oost-Europese landen als Rusland en Oekraïne, en in Afrikaanse landen als DR Congo en Angola groeien nog steeds tal van kinderen op in kindertehuizen. De COVID-19 pandemie zal het aantal kinderen in tehuizen doen toenemen, zo is de verwachting.
The Lancet Commission In een Lancet Commission wordt een groep internationale experts bij elkaar gebracht om een onderwerp vanuit verschillende invalshoeken te beschrijven. In dit geval is een groep van ruim twintig experts gevraagd om twee artikelen te schrijven: één artikel over de gevolgen van opgroeien in een tehuis op de kinderlijke ontwikkeling en de effecten van de overgang van tehuis naar een gezin (1), en één artikel met aanbevelingen voor beleid op lokaal, nationaal en internationaal niveau (2). Het eerste artikel laat de desastreuze gevolgen van opgroeien in een tehuis zien. Het tweede artikel geeft handvatten voor de organisatie van de overgang van tehuizen naar alternatieven in gezinsvorm.
Totale instituties Wat is structurele verwaarlozing in tehuizen? We definiëren deze vorm van kindermishandeling als emotionele verwaarlozing die is ingebakken in de structuur van de opvoedingsomgeving, vaak ondanks alle goede bedoelingen van de professionals. Tehuizen waarin groepen kinderen dag en nacht verblijven, moeten vierentwintig uur per dag zorg organiseren met betaalde krachten, soms bijgestaan door vrijwilligers. Socioloog Erving Goffman noemt het ‘totale instituties’ die alle facetten van het leven reguleren: eten, slapen, onderwijs en vrije tijd. Zo’n omgeving is totaal anders dan het soort omgeving waarin kinderen duizenden jaren zijn opgegroeid. Rondom-de-klok professionele zorg voor groepen kinderen is een relatief ‘modern’ verschijnsel. De verzorgers werken in ploegendienst en houden het doorgaans niet lang in dezelfde baan uit, omdat het werk zwaar is en financieel en sociaal wordt ondergewaardeerd. Dan kan het voorkomen dat kinderen op jonge leeftijd al met meer dan veertig verschillende verzorgers te maken hebben gehad, zoals we zagen in onze studie in Oekraïne. Met Femmie Juffer deden we een onderzoek met video-opnames van het dagelijks leven in een Indiaas weeshuis. De uitkomsten waren schokkend: per wakker uur had een kind nog geen vier minuten interactie met de leiding. Interacties met groepsgenootjes waren vaak gewelddadig. Ook in de Nederlandse residentiële opvang vonden we verhoogde risico’s op kindermishandeling (zie kader).
Tehuizen in Nederland De documentaire Alicia (3) liet zien dat ook in Nederland nog kinderen opgroeien in kindertehuizen in plaats van een pleeggezin of gezinshuis. Ons onderzoek laat zien dat kinderen en jongeren in de residentiële zorg een tweeënhalf tot negen keer groter risico hebben seksueel misbruikt te worden dan kinderen die in hun eigen gezin opgroeien. Voor kinderen en jongeren is het risico op seksueel misbruik in pleeggezinnen niet groter dan in de gewone populatie, al hebben pleegkinderen vóór de plaatsing in een pleeggezin wel vaak misbruik meegemaakt. Kinderen en jongeren in de residentiële zorg zijn twee keer zo vaak slachtoffer van fysieke mishandeling als kinderen in de pleegzorg.
Gigantische achterstanden De desastreuze gevolgen van tehuisopvoeding zijn na meer dan driehonderd studies in de afgelopen vijfenzestig jaar onder ruim 100.000 kinderen in meer dan zestig landen overduidelijk. Ons onderzoek van dit omvangrijke materiaal is gerapporteerd in The Lancet Psychiatry (1). We vonden gigantische achterstanden in fysieke groei, cognitieve ontwikkeling en de ontwikkeling van gehechtheid. Dat ligt niet aan achterstanden die kinderen al bij aankomst in het tehuis zouden hebben gehad. De uitkomsten komen namelijk overeen met de uitkomsten van de enige studie met Roemeense tehuiskinderen (4) met vergelijkbare achtergronden die aselect (door toeval bepaald) werden toegewezen aan pleegzorg of verder verblijf in het tehuis. Ook daar werden na korte én langere tijd grote verschillen in fysieke groei en mentale ontwikkeling gevonden, ten nadele van de kinderen die achterbleven in de weeshuizen. Inhaalslag Die Roemeense studie wijst tegelijk de weg naar mogelijke oplossingen. Want de studies naar de overgang van verblijf in een tehuis naar gezinsopvoeding laten een imposante inhaalslag van de meeste kinderen zien. De transitie naar een gezinsomgeving blijkt een van de meest effectieve interventies die we in de pedagogiek, psychologie of psychiatrie aantreffen, met indrukwekkende vooruitgang in lichamelijke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Twee oplossingen Er zijn daarom twee oplossingen voor het beleid, uitgewerkt in een tweede artikel (2) voor The Lancet Child and Adolescent Health. De eerste oplossing is preventief: de versterking van ondersteuning voor gezinnen die dreigen uiteen te vallen door armoede, stress, overlijden en ander trauma. Directe steun en coaching van gezinnen in zulke benarde omstandigheden is nodig. Dat vraagt in veel landen om de opbouw van een systeem van kinderbescherming tegen mishandeling, verwaarlozing en geweld in gezinnen. De andere oplossing is curatief: de afbouw van bestaande tehuizen. Dan gaat het om zorgvuldig geplande en begeleide plaatsing van kinderen uit tehuizen bij familie, in pleeggezinnen of via kafalah (pleegzorg naar islamitisch recht) en adoptie in eigen land of desnoods internationaal. Ook de gezinnen die de kinderen opvangen staan soms onder grote druk, met geweld en mishandeling of verwaarlozing en uithuisplaatsing van het kind tot gevolg. Ook die gezinnen verdienen meer steun dan doorgaans wordt gegeven. Lessen Wat leert vijfenzestig jaar onderzoek naar ‘opvoeding’ in kindertehuizen ons? Ten eerste dat kinderen sociale interacties broodnodig hebben, of misschien wel meer dan brood. Het behoort tot de eerste levensbehoeften van kinderen om sociale interacties te hebben met opvoeders die zich om hen bekommeren, al hoeft dat niet altijd heel sensitief te zijn (‘good-enough opvoeding) (5). Ten tweede dat continuïteit in het opvoedingsarrangement noodzakelijk is en dat gefragmenteerde zorg moet worden vermeden. Het verbreken van banden met vertrouwde verzorgers of opvoeders is voor kinderen en jeugdigen pijnlijk, omdat het vaak als afwijzing wordt ervaren. Ten derde is een sociaal netwerk nodig, niet alleen voor de kinderen die gebaat zijn bij een beperkt aantal gehechtheidspersonen, maar ook voor de opvoeders die de opvoedingsverantwoordelijkheid kunnen delen bij overbelasting. Werk aan de winkel dus om te bereiken dat die 7,5 miljoen structureel verwaarloosde kinderen een echt thuis krijgen in plaats van een tehuis.
Door Rien van IJzendoorn en Marian Bakermans-Kranenburg. Rien van IJzendoorn is als hoogleraar werkzaam aan het Department of Psychology, Education and Child Studies, Erasmus University Rotterdam, en aan het Department of Clinical, Educational and Health Psychology, UCL, University of London, VK. Marian Bakermans-Kranenburg is als hoogleraar verbonden aan het Department of Clinical Child and Family Studies, and Amsterdam Public Health, Vrije Universiteit Amsterdam. Foto's: Femmie Juffer, kindertehuis in Mumbai, India
De tekst is gebaseerd op een artikel in de Pedagoog (2021).
VOETNOTEN 1. Van IJzendoorn, M.H., Bakermans-Kranenburg, M.J., Duschinsky, R. et al. (2020). Institutionalisation and deinstitutionalisation of children I: A systematic and integrative review of evidence regarding effects on development. The Lancet Psychiatry 7, 703-720. 2. Goldman, P.S., Bakermans-Kranenburg, M.J., Bradford, B. et al. (2020). Institutionalisation and deinstitutionalisation of children II: policy and practice recommendations for global, national, and local actors. The Lancet Child and Adolescent Health, 4, 606-633. 3. Documentaire Alicia (2017). 4. Nelson, C.A., Fox, N.A., Zeanah, C.H. (2014). Romania’s abandoned children: deprivation, brain development, and the struggle for recovery. Cambridge, MA: Harvard University Press. 5. Juffer, F. (2021). Mythes over gehechtheid. BIJ ONS #2 2021, pagina 4. De referenties bij dit artikel zijn te vinden via www.marinusvanijzendoorn.nl.