“De info van pleegouders ontbreekt te vaak op het bureau van de kinderrechter”
Mariska Kramer (1973) werkt al jaren als advocaat in de jeugdzorg en houdt zich vooral bezig met de rechten van (pleeg) kinderen en (pleeg)ouders. In haar advies- en procespraktijk staat zij pleegouders bij en adviseert zij pleegzorgaanbieders en gecertificeerde instellingen. Mariska geeft regelmatig lezingen en cursussen over de rechtspositie van pleegouders, publiceert over dit onderwerp en heeft een vaste juridische rubriek in het online magazine BIJ ONS, thuis in een gezin. Wie is Mariska? Wat heeft zij pleegouders te vertellen? En waarom timmert ze zo hard aan de weg als het over de rechtspositie van pleegouders gaat?
Door de jaren heen specialiseerde Mariska Kramer zich steeds meer in de jeugdbescherming en de pleegzorg in het bijzonder. Dit bleef niet onopgemerkt. Mariska: “In 2001 werd ik gevraagd om een juridische rubriek van Mobiel, het tijdschrift voor pleegzorg, over te nemen. Ik dacht dat ik na een paar onderwerpen wel uitgeschreven zou zijn, maar dat bleek helemaal geen einde te krijgen. Ik mopperde tegen een studievriend dat de informatie elke keer op slechts één A4tje moest passen, waarop hij vroeg: ‘Waarom schrijf je geen boek?’ Dat was een goed plan, maar ik had geen idee hoe ik dat moest doen. Mijn onderbuurvrouw Klazien was tekstschrijver en die wilde helpen. Ik wilde vooral veel voorbeelden en gewone taal om het begrijpelijk te houden. Klazien en ik hebben veel plezier gehad tijdens het schrijfproces. Als ik zei ‘In beginsel…’ fronste Klazien haar wenkbrauwen en zei: ‘Je bedoelt: Meestal…?’ Het feit dat er, op één papieren foldertje over Blokkaderecht na, niets voor pleegouders was geregeld, heeft voor mij de noodzaak van een boek benadrukt: ‘Paraplu voor pleegouders in de juridische praktijk'. In 2005 is de eerste editie verschenen en in 2016 volgde een herziene editie waarin de gewijzigde wetgeving was verwerkt. Het werd al snel een bekend naslagwerk, maar Mariska benadrukt bescheiden: “Zonder pleegouders was het er niet gekomen. Zij hebben het feitelijk geschreven door alle voorbeelden aan te reiken. Het enige wat ik moest doen was de juridische vertaalslag maken. Daarbij wil ik er zelf geen cent aan verdienen dus de opbrengst komt ten goede aan UNICEF.”
Je kunt meer dan je denkt
“Eigenlijk is mijn missie één zin: Pleegouders, je kunt juridisch meer dan je denkt! Ik vind het als jurist heel frustrerend om van pleegouders te horen: ‘Hadden we dat maar geweten!’ Soms is het pleegkind al doorgeplaatst zonder dat pleegouders weet hadden van het blokkaderecht! Als het over de verblijfplaats gaat van het pleegkind, dan heb ik het over zware zaken. Want als je uit de zittingszaal kunt blijven, dan is dat het allerbeste. Maar als een procedure onvermijdelijk is – helaas zijn die situaties er – dan geldt: Pleegouders, je kunt juridisch meer dan je denkt! Ik zeg niet dat pleegouders het altijd bij het rechte eind hebben en het is echt niet altijd gezegd dat je als pleegouder in je gelijk wordt gesteld, maar de info van pleegouders over het pleegkind en de visie van pleegouders ontbreekt te vaak op het bureau van de kinderrechter. Ik wil dat pleegouders weten dat ze in de rol van informant altijd uit zichzelf een brief mogen schrijven aan de kinderrechter. In de ideale wereld zou een pleegouder zich hier helemaal niet mee bezig moeten houden. Deze informatie zou de kinderrechter al moeten bereiken, maar dat gebeurt helaas te vaak niet. Een procedure is over het algemeen een 'bumpy road'. Maar je er als pleegouder volledig van afzijdig houden, is ook niet altijd verstandig: de consequentie kan zo groot zijn. Het is niet een kwestie van de trein missen, op het station wachten en de volgende pakken. Vaak is het dan niet meer of lastig terug te draaien. Er zijn genoeg voorbeelden waarin ik word gevraagd om mee te denken in een juridisch proces waarbij keuzes zijn gemaakt die écht niet in het belang van het kind waren. Pleegouders die aangeven: ‘Deze beschikking rammelt aan alle kanten! Kunnen we in hoger beroep gaan?’ Soms hebben ze steun van de gecertificeerde instelling en/of de Raad voor de Kinderbescherming. Soms hebben ze ook die partijen tegen zich. Dat vraagt moed (en financiën), maar uit ervaring weet ik dat pleegouders ook in zulke situaties toch in hun gelijk kunnen worden gesteld.”
Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind
Artikel 3: Belang van het kind
1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.
2. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten en achtergrond van zijn of haar ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor het kind zijn, en nemen hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen.
3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht.
Zorgvuldig een belangenafweging maken
“Nagenoeg alle juridische kinderbeschermingsmaatregelen starten met een verzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Bijvoorbeeld als er een ondertoezichtstelling, ook wel OTS genoemd, is uitgesproken wat soms kan leiden tot gezagsbeëindiging. Het verzoek van de Raad ligt daaraan ten grondslag. Als de Raad vindt dat er geen gronden zijn, dan kan de gecertificeerde instelling een verzoek indienen en de rechter mag dan een oordeel vellen. Dat heet een ambtshalve uitspraak. Bij afwegingen die worden gemaakt in de rechtbank zijn de feitelijke omstandigheden en de wet bepalend. Op basis daarvan moet er een belangenafweging worden gemaakt voor het kind waarbij artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind altijd bovenaan hoort te staan. In de besluitvorming over een omgangsregeling met biologische ouders heb je aan de CHOP (red. Checklist Oudercontacten in de Pleegzorg) een aardige kapstok. De Kinderombudsman heeft de toolkit ‘Het beste besluit’ die de belangen van het kind in vier stappen helpt afwegen. Besluiten nemen is heel casuïstisch. Als een biologische moeder bij wijze van spreken inmiddels een tien scoort voor goed ouderschap en haar kind terug thuis wil laten wonen, dan kan bij een langdurig(er) verblijf met oog op de hechtingsrelatie tussen pleegkind en pleegouder toch worden besloten om niet in moeders verzoek mee te gaan.”
De positie van pleegouders
“Pleegouders zijn na een jaar voor het pleegkind te hebben gezorgd belanghebbende. Dat betekent dat ze een oproep krijgen om bij een zitting aanwezig te zijn en een afschrift van de stukken ontvangen. Als er sprake is van voogdij of vrijwillige plaatsing hebben pleegouders na een jaar blokkaderecht. Bij een OTS is het zo dat de jeugdbeschermer niet zomaar mag zeggen dat een kind overgeplaatst moet worden. Sterker, de jeugdbeschermer moet eerst toestemming verkrijgen van de kinderrechter. Door personeelsgebrek in het jeugdzorgstelsel vallen er te veel gaten dus ik adviseer pleegouders om op de hoogte te zijn van een rechtsprocedure door te vragen naar een uitspraak of de zitting bij te wonen. Als je voor safe wilt gaan, moet je zorgen dat je een rol krijgt in de procedure door bijvoorbeeld een brief te schrijven als informant. Ik gun pleegouders dat er iemand meedenkt of het wijs is om wel of geen stenen in de weegschaal te leggen.”
En dan ben je pleegouder…
Of je er nu bewust voor kiest of er toevallig ‘in rolt’, als pleegouder heb je de verantwoordelijkheid voor een kind van andere ouders. Je wilt je pleegkind een warm thuis bieden - en de nodige bescherming. Tegelijkertijd loop je als pleegouder tegen ingewikkelde wetgeving aan. Daarom schreef Mariska Kramer speciaal voor pleegouders de ‘Paraplu voor pleegouders’. Een boek vol juridische en praktische tips over pleegzorg, geschreven in gewonemensentaal en vol voorbeelden uit de dagelijkse praktijk:
Marco en Elisabeth zorgen al ruim twee jaar voor Daisy (3). Zij is onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Marco en Elisabeth zijn het niet eens met de omgangsregeling met de vader van Daisy, die de gecertificeerde instelling heeft vastgesteld. Ze vinden dat die te veel tegemoetkomt aan de wensen van de vader en te weinig rekening houdt met de draagkracht van Daisy. Na de bezoeken is zij vaak dagen van slag. De pleegouders proberen de gezinsvoogdijwerker ervan te overtuigen dat het beter is om deze omgangsregeling aan te passen. De pleegzorgaanbieder is het eens met de pleegouders. Toch houdt de gecertificeerde instelling, ook na gesprekken met de pleegouders en de pleegzorgaanbieder, vast aan de wekelijkse omgangsregeling.
Een onmogelijke situatie? Wat zijn de rechten van de pleegouders en wat zijn de rechten van het pleegkind? Hoe kunnen de pleegouders de belangen van Daisy behartigen? Wat is de geschillenregeling en hoe werkt die hier? Deze en vele andere vragen komen aan bod in het boek. Een praktisch en oplossingsgericht boek voor alledaagse juridische vragen rond pleegzorg – ook voor de professional.
Het belang van een volledig dossier
“Als advocaat kies ik eigenlijk voor de veilige weg omdat ik immers niet hoef te beslissen over een kind. Ik zou denk ik geen nacht kunnen slapen als ik wel deze beslissingsbevoegdheid zou krijgen. Naar de beslissing toe is een volledig en zorgvuldig dossier het allerbelangrijkste. Wat is het standpunt van de gecertificeerde instelling? Hoe staat de pleegzorgbegeleider erin? Zijn er eventuele andere hulpverleners die aanvullingen kunnen doen? Zijn er andere bronnen die onafhankelijk van de pleegouder het standpunt kunnen onderbouwen? Heeft de Raad voor de Kinderbescherming recent nog een rol gehad? De pleegkinderen zelf mogen bij wet vanaf 12 jaar worden gehoord. Dat mag, maar hoeft niet, als het pleegkind het niet wil. In Rechtbank Amsterdam mag het vanaf 8 jaar en in Rechtbank Middelburg is er momenteel een pilot dat het ook vanaf 8 jaar mag. Botsen de belangen van het kind met die van de gezagsdrager (de ouder met gezag of de voogd), dan kan het kind een bijzondere curator toegewezen krijgen. Ook is er een informele rechtsingang (red. zonder verzoekschrift een brief aan de rechter schrijven) voor het kind met mensen waarmee het kind familylife heeft (red. iemand die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind). Denk bijvoorbeeld aan de wens van het pleegkind om meer contact te hebben met een broertje of zusje dat in een ander pleeggezin woont. Eigen kinderen in een pleeggezin hebben juridisch geen rol, maar kunnen natuurlijk in een lopende procedure wel een brief schrijven.”
De procederende pleegouder: een hele stap
“Over het algemeen is het emotioneel zwaar om zelf een eerste stap te zetten in een juridische procedure. Ik adviseer pleegouders daarom om eerst te onderzoeken of de jeugdbeschermer een eerste stap zou kunnen zetten of om na te vragen of de pleegzorgaanbieder erin kan springen zodat je als pleegouders geen procedure hoeft te starten. Als pleegouder draag je sowieso het grootste risico omdat je het pleegkind verzorgt en er van je verwacht wordt dat je het kind los moet kunnen laten. Dat maakt het starten van een procedure voor een pleegouder extra lastig. Komt het toch aan op een juridische procedure, dan probeer ik als advocaat de pleegouders en ouders er zo goed mogelijk door heen te helpen. Ik sta pleegouders bij maar ik vind dat de relatie met ouders door de procedure niet onnodig onder druk moet komen te staan. Ik adviseer pleegouders waar dat kan de biologische ouders voor te bereiden op de procedure met een gesprek of een brief. Je moet verre blijven van het strijdtoneel ouders en pleegouders. Vaak benadruk ik op een zitting: ‘Het liefst hadden de pleegouders hier niet gestaan, maar in het belang van het kind kunnen ze niet anders.’ Er moet oog zijn voor de onderlinge verhoudingen. Het is goed om als pleegouders na te denken over welke impact een juridische stap op (de relatie met) ouders heeft. Schud elkaar bijvoorbeeld vooral wel de hand bij de start. Je kunt er als pleegouders terecht wat bij voelen, maar diskwalificeer ouders niet. Daarbij is het helpend om altijd vanuit het kind te praten, ook al ben je nog zo gefrustreerd. Vertel als pleegouder wat je ziet bij het kind. Na een zitting moet je verder dus ik ben kritisch op de inhoud en zacht op de persoon. Het werk moet en mag me nog altijd raken. Als het me niet meer raakt, dan stop ik.”
Door Gerdien Rietveld
Dit verhaal is deels gebaseerd op een artikel in het Pleegzorg Magazine van Juvent (2023).