Illustratie: Jorien Kruijswijk Jansen, drawjorart.
Jongeren over gedeeld opvoederschap
Maatwerk is essentieel
Bij gedeeld opvoederschap staat de samenwerking tussen ouders en pleegouders centraal. Maar het draait natuurlijk allemaal om het kind. BIJ ONS ging in gesprek met Julia en Sterre, twee jongeren die als kind in een pleeggezin hebben gewoond. Hoewel er in hun situatie geen sprake was van gedeeld ouderschap, zien zij de meerwaarde hier zeker van in: “Er worden beslissingen genomen die belangrijk zijn voor je toekomst, het is fijn als iedereen daarbij betrokken kan worden.” En ‘iedereen’? Dat zijn ook de kinderen zelf, vertellen Julia en Sterre.
Meerwaarde van gedeeld opvoederschap
Zowel Julia als Sterre hebben als kind in meerdere pleeggezinnen gewoond. Daarnaast woonden zij een deel van de week bij familie. De opvoeding werd dus echt ‘gedeeld’, maar toch was er in beide situaties geen sprake van gedeeld opvoederschap. “Door de week was ik in het gezinshuis, in het weekend bij mijn oma”, legt Sterre uit. “Dat stond eigenlijk los van elkaar, er was geen overleg of samenwerking in de opvoeding.” Ook Julia, die in het weekend naar haar vader ging, heeft het zo ervaren.
“Als ik aan gedeeld opvoederschap denk, denk ik aan samenwerking”, zegt Sterre. “Voor mij geldt dat mijn moeder wél werd betrokken, bijvoorbeeld door haar uit te nodigen op verjaardagen, maar niet dat er echt met haar overlegd werd. Ik denk dat dit een positief effect zou hebben gehad op mijn moeder, want die voelde zich toch behoorlijk buitengesloten. Het zou echt wat uitgemaakt hebben als ze meer was betrokken bij bepaalde beslissingen.” Over de vraag of gedeeld opvoederschap ook een positief effect zou hebben gehad op haarzelf, denkt Sterre even na. “Gevoelsmatig is het fijn dat je moeder zich betrokken voelt, dat doet al wat. Daarnaast kan het een effect hebben op keuzes die gemaakt worden. Mijn moeder kent me op een andere manier dan de gezinshuisouders, dus zij wist weer andere dingen over mij. Door die informatie mee te nemen, kan er misschien wel een betere beslissing gemaakt worden.” Julia beaamt dit: “Er worden beslissingen genomen die belangrijk zijn voor je toekomst, zoals de keuze voor een bepaalde school. Het is fijn als iedereen daarbij betrokken kan worden.”
Gedeeld opvoederschap: niet altijd haalbaar
Ondanks de meerwaarde die gedeeld opvoederschap kan hebben, was hier bij Julia en Sterre dus geen sprake van. “Het klinkt misschien raar,” zegt Sterre, “maar het zou in mijn geval ook vreemd zijn geweest. Ik denk zelfs dat het niet gewerkt zou hebben in de tijd dat ik in het weekend bij oma was. Mijn oma en de gezinshuisouders hadden een heel andere manier van opvoeden: heel streng in het gezinshuis, bij oma juist niet. Ik denk ook niet dat ik die strenge opvoeding nodig had. Ik vraag me af hoe de gezinshuisouders gereageerd zouden hebben als mijn oma dat met hen had besproken.” Dit roept de vraag op of grote verschillen in de opvoeding een drempel kunnen zijn voor gedeeld opvoederschap. “Samenwerken wordt echt lastig als je zóveel verschilt qua mening”, zegt Sterre.
Bij Julia was er een andere reden waarom gedeeld opvoederschap niet van de grond kwam. “Het pleeggezin wilde mijn vader wel bij zaken betrekken, maar het lukte gewoon niet om contact met hem te maken. Daardoor was mijn vader van veel dingen niet op de hoogte.”
Hoewel beide jongeren het idee van gedeeld opvoederschap positief vinden, lijkt dit niet in elke situatie mogelijk te zijn. “Als het niet lukt, moet je het ook niet forceren”, zegt Sterre. “In het gezinshuis waar ik zat, voelde ik mij niet happy. Ik vond het niet fijn als mijn moeder daar door de week op bezoek kwam voor mijn verjaardag. Het moet goed voelen.”
Kortom, maatwerk is essentieel. Maar wie bepaalt of gedeeld opvoederschap haalbaar is? Sterre benoemt dat de pleegzorgbegeleider goed moet kijken wat ouders en pleegouders willen, en kunnen. Julia voegt toe dat dit gedurende een plaatsing ook geëvalueerd moet worden: “Het kan zijn dat de situatie verandert, dan moet je daar wel flexibel mee kunnen omgaan. Er is niet één oplossing voor de hele plaatsing.” Sterre bevestigt dit: “Klopt, dat heb ik meegemaakt. Mijn moeder wilde heel graag betrokken worden en dat is geprobeerd, maar het was lastig om dat vorm te geven. Als het plan dan toch niet lukt, moet je dat ook kunnen aanpassen.”
JongWijs
Vind je het leuk om als jongere mee te praten over pleegzorg? Sluit je dan aan bij Jongwijs, hét netwerk voor jongeren met ervaring in de pleegzorg. JongWijs is er voor pleegkinderen en voor eigen kinderen in een pleeggezin.
Meer info vind je op ➡️ www.jongwijs.org
Communicatie tussen ouders, pleegouders, en kinderen
Tijdens het gesprek komt meerdere malen terug dat goede communicatie enorm belangrijk is. “Niet alleen tussen ouders en pleegouders, maar ook met het kind”, aldus Julia. Sterre: “Omdat je als pleegkind te maken kunt krijgen met een loyaliteitsconflict is het wel belangrijk dat je er niet tussen zit. Er moet dus ook iemand met jou alléén praten, zonder (pleeg)ouders erbij.” Julia is het hiermee eens. Daarbij wordt ook gesproken over hoe kinderen betrokken worden bij beslissingen. Een belangrijk thema hierbij is dat kinderen vaak onderschat worden. Vanuit een beschermende gedachte worden zij soms niet bij bepaalde keuzes of gesprekken betrokken. Dit roept de vraag op: wat als het niet lukt om gedeeld opvoederschap vorm te geven? Is dat iets wat je met een kind kan en wil delen?
“Vind ik wel”, zegt Julia. “Ik was zelf 9 jaar oud, en met mij is hier niet over gesproken. Ik denk dat ze mij voor bepaalde ‘volwassen’ zaken probeerden te behoeden. Maar ik was al heel wijs voor mijn leeftijd, dus ik had dat wel aangekund.” Volgens Julia moet je wel goed nadenken over hoe je dat bespreekt. “Ik zou bijvoorbeeld niet aan een kind vertellen dat zijn ouders niet mee wilden naar het tienminutengesprek op school. Maar als je het verzwijgt, denkt een kind misschien dat de ouders buitengesloten worden… Ik zou voor een tussenweg kiezen. Laat het kind bijvoorbeeld weten dat je de ouders hebt geïnformeerd over dat tienminutengesprek. Dan is er in elk geval dat gevoel van betrokkenheid.”
Ook de leeftijd en ontwikkeling van het kind zijn hierbij van belang. Sterre beschrijft dat je soms wel verder kunt gaan in de uitleg, zoals in haar eigen situatie: “Ik was 13 jaar oud. Als er tegen mij werd gezegd dat mijn moeder het lastig vond om betrokken te blijven, had ik dat wel begrepen. Je weet als kind ook wel dat je moeder niet alle afspraken nakomt, dus je snapt dat wel. Het hoeft geen negatief verhaal te worden, maar wel eerlijk zoals het is. Kinderen begrijpen dat vaak wel. Bovendien helpt dit om het complete plaatje te zien. Als mijn moeder ineens zou roepen dat ze niet meer betrokken wordt, is het voor mij belangrijk om te weten dat het wel geprobeerd is.”
Probeer samenwerking al vroeg vorm te geven
Tenslotte noemden de jongeren dat het heel belangrijk is dat pleegouders open staan en zich inzetten voor een goede samenwerking met ouders (of andere opvoeders). De houding die je hierin aanneemt, kan een cruciale factor zijn waardoor gedeeld opvoederschap een kans krijgt.
“Ik kan me voorstellen dat het niet ideaal is voor pleegouders”, zegt Sterre. “Je krijgt er ook die moeder bij, of die vader.” Haar tip is om toch al vanaf het begin je best te doen om de ouders te betrekken en te proberen om met hen samen te werken. Ze vervolgt: “Ik heb in sommige pleeggezinnen meegemaakt dat mijn moeder een vervelend gevoel kreeg, zo van: ‘wij kunnen nu wél voor je kind zorgen.’ Dat geeft een minderwaardig gevoel. Het wordt niet op die manier gezegd natuurlijk, en misschien bedoelen ze het niet zo, maar zo ervaar je het. Als ouder en ook als kind.” Julia heeft dit zelf niet meegemaakt, maar herkent het gevoel wel van anderen: “Dat is heel confronterend. En het kan ook een reden zijn waarom de samenwerking met ouders niet lukt. Je wilt niet de hele tijd geconfronteerd worden met je fouten. Misschien kies je er dan voor om niet mee te werken.”
Julia sluit af met de wens dat er af en toe wat meer empathie en compassie wordt geuit naar de ouders. “Je moet er samen het beste van maken. Het is toch veel fijner als dat in harmonie gaat? Dat je als jongere niet twee plekken hebt, maar dat er eigenlijk een soort gemeenschappelijke familie is.”
Door Jorien Kruijswijk Jansen en Daisy Smeets
Met veel dank aan de jongeren die deelnamen aan dit gesprek. Hun namen zijn in dit artikel gefingeerd.