Veilige gehechtheid: fundament voor de ontwikkeling van pleegkinderen
Herstel van vertrouwen
De Raad voor de Rechtspraak publiceerde onlangs de herziene versie van Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties - Inzichten uit gehechtheidsonderzoek, geschreven door Femmie Juffer, redactielid BIJ ONS en emeritus hoogleraar adoptie en pleegzorg. Naast informatie uit actueel wetenschappelijk onderzoek bevat het rapport valkuilen en misverstanden over gehechtheid die in de praktijk voorkomen, ook bij pleegzorg. De inzichten zijn belangrijk voor kinderrechters, hulpverleners, professionals in de jeugdhulp en voor pleegouders. Het boekje met het rapport kan door iedereen gedownload worden.
In 2010 schreef ik op verzoek van kinderrechters een rapport over welke inzichten uit wetenschappelijk onderzoek naar gehechtheid van belang zijn voor de praktijk. In 2023 bleek er zoveel nieuw onderzoek naar gehechtheid beschikbaar te zijn dat ik op verzoek van de Raad voor de Rechtspraak een herziene versie heb geschreven van Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties - Inzichten uit gehechtheidsonderzoek [1]. In dit artikel bespreek ik enkele belangrijke conclusies uit het rapport en wat dit betekent voor pleegzorg.
Fundament
Veilige gehechtheid is een belangrijk fundament voor de kinderlijke ontwikkeling. Een veilig gehecht kind heeft vertrouwen in anderen en in zichzelf. Dat geldt voor kinderen in het algemeen en ook voor pleegkinderen. Een kind leert in de omgang met zijn vertrouwde gehechtheidsfiguren sociale vaardigheden die later goed van pas komen. Gehechtheid begint al op jonge leeftijd, vanaf de babytijd, en is geen vaststaand gegeven. Integendeel, onveilige gehechtheid is veranderbaar als kinderen nieuwe gehechtheidservaringen krijgen aangeboden, bijvoorbeeld in een pleeggezin, bij pleeggrootouders of in een gezinshuis.
Vangnet
Kinderen hebben meestal meerdere gehechtheidsrelaties die samen een netwerk vormen. Het gehechtheidsnetwerk van een pleegkind bestaat bijvoorbeeld uit de gehechtheidsrelaties met zijn pleegouders, zijn eigen ouder(s) en zijn (pleeg)grootouders. Zo’n netwerk van gehechtheidsrelaties is een belangrijk vangnet. Als een gehechtheidsfiguur tijdelijk niet beschikbaar is of uitvalt, kan het kind terugvallen op andere vertrouwde volwassenen uit zijn netwerk. Ook kan een onveilige gehechtheidsrelatie met een van de (pleeg)ouders gecompenseerd worden door een veilige relatie met een andere (pleeg)ouder of (pleeg)grootouder. De boodschap vanuit wetenschappelijk onderzoek naar gehechtheid is duidelijk: zorg ervoor dat het netwerk van bestaande gehechtheidsrelaties van het kind wordt behouden en onderhouden [2].
Dat het in de praktijk soms anders gaat, laat dit voorbeeld uit mijn rapport zien:
Een pleegkind in de basisschoolleeftijd woont vanaf dat het een paar maanden oud is in een pleeggezin. Vanwege beperkte draagkracht van de pleegouders, ziekte van de pleegmoeder in combinatie met probleemgedrag van het pleegkind, wordt door de voogd besloten het pleegkind in een gezinshuis te plaatsen. De toezegging dat er een omgangsregeling zal worden ingesteld tussen de pleegouders en het pleegkind wordt echter niet nagekomen, omdat het volgens de voogd te belastend is voor het kind.
In dit geval worden bestaande gehechtheidsrelaties met de pleegouders niet gerespecteerd en in stand gehouden. Ook het belang van het hebben van een gehechtheidsnetwerk met meerdere gehechtheidsrelaties wordt niet ingezien. Voor het kind is het niet ‘belastend’ maar juist geruststellend als het contact kan blijven houden met zijn pleegouders als vertrouwde gehechtheidsfiguren. (uit: Juffer, 2023, p. 20)
In een ander voorbeeld uit de praktijk verbaast een pleegouder zich erover dat hun pleegzorgwerker erg weinig doet om het contact met de eigen ouders van het kind te behouden. Er is besloten dat het kind zal opgroeien in het pleeggezin, maar dat hoeft volgens deze pleegouder niet te betekenen dat het contact met de eigen ouders vrijwel verbroken wordt. Vanuit gehechtheidsonderzoek kan dit bevestigd worden. Het is belangrijk om bestaande gehechtheidsrelaties te behouden. Het kind kan het verbreken van een gehechtheidsrelatie of het verminderen van contact ervaren als een verlies.
Het respecteren en onderhouden van contact geldt overigens ook na terugplaatsing bij de eigen ouders: het is positief voor het kind als de bestaande gehechtheidsrelatie met zijn pleegouders kan blijven bestaan. Misschien kunnen zij voor het kind een logeer- of vakantieadres zijn, contact houden en zo nodig een vangnet bieden.
Stabiele gehechtheidsrelaties
Wetenschappers zijn het erover eens dat kinderen gebaat zijn bij stabiele gehechtheidsrelaties. Dat betekent voor de praktijk van pleegzorg: het zoveel mogelijk in stand houden van opgebouwde gehechtheidsrelaties (het gehechtheidsnetwerk), het voorkomen van nieuwe overplaatsingen en het zo laag mogelijk houden van het aantal wisselingen en overplaatsingen.
Een valkuil uit de praktijk, beschreven in mijn rapport:
Als een jong kind zich goed ontwikkelt in het pleeggezin, kan worden gedacht dat het kind geen last heeft van onduidelijkheid over het nemen van een perspectiefbesluit waar het zal opgroeien. Maar het kind kan zich juist of alleen maar goed ontwikkelen in de nabijheid van continue, stabiele gehechtheidsfiguren (en dat zijn op dit moment de pleegouders). Het is een misvatting om te denken: ‘Het kind is nog jong en ontwikkelt zich goed, dus kan het wel wachten, of, dus kan het wel overgeplaatst worden’. (Uit: Juffer, 2023, p. 21)
Gehechtheid herstellen?
In de praktijk wordt er soms van uitgegaan dat het opbouwen van een veilige gehechtheid alleen goed mogelijk is in de eerste kinderjaren. Voor een onveilig gehecht kind zou er na de uithuisplaatsing slechts een beperkte mogelijkheid bestaan om alsnog veilige gehechtheidservaringen op te doen in een pleeggezin of gezinshuis. Gelukkig weten we vanuit wetenschappelijk onderzoek dat pleegkinderen geholpen kunnen worden met positieve (correctieve) gehechtheidservaringen. Ook is er niet een bepaalde maximumleeftijd. Onveilige gehechtheid kan op elke leeftijd van een kind of jongere herstellen. Zelfs de gehechtheid van volwassenen - in de vorm van hun vertrouwen in anderen en in zichzelf - kan ten goede worden bijgesteld, bijvoorbeeld door de invloed van een steunende partner of een helpende therapeut.
Misvattingen over het herstellen van onveilige gehechtheid, beschreven in mijn rapport:
In de praktijk wordt wel gezegd over kinderen in de kleutertijd: ‘Dit kind heeft nog maar een paar jaar om zich (goed/veilig) te kunnen hechten, daarna kan het niet meer.’ Of, bij kinderen vanaf ongeveer zes jaar: ‘De onveilige gehechtheid van dit kind kan niet meer hersteld worden’. Dit is een misvatting: er is geen kritische periode voor het ontstaan van een veilige(r) gehechtheid, een kind/jongere/volwassene kan altijd alsnog correctieve gehechtheidservaringen opdoen.
Een andere uitspraak die in de praktijk valt te beluisteren, is: ‘Gehechtheid is te moeilijk voor dit kind (of: het kind kan intieme relaties niet aan) en daarom plaatsen we hem in een groep.’ Ook wel: ‘Een gezin is te warm, te “close”, vraagt teveel van dit kind en daarom plaatsen we hem in een groep met meer afstandelijke relaties’. Ook hier is een misvatting in het spel: het is nooit te laat voor correctieve gehechtheidservaringen, zelfs niet bij kinderen die extreem vaak en intensief teleurgesteld zijn in hun gehechtheidsfiguren. Instituten en internaten bieden inderdaad minder gelegenheid voor het opbouwen van veilige gehechtheidsrelaties en dat is precies waarom kinderen en jongeren meer gebaat zijn bij gezinsopvoeding als het gaat om gehechtheid en het verbeteren van gehechtheid. (Uit: Juffer, 2023, p. 48)
Huismiddel of medicijn
Onderzoekers wijzen nadrukkelijk op de mogelijkheid van het veranderen van onveilige gehechtheid naar veilige gehechtheid. Het is wel zo dat het na de eerste levensjaren wat moeilijker kan gaan en langer zal duren voordat een kind zich veilig hecht. Als een (pleeg)kind weinig vertrouwen in anderen heeft opgebouwd, is er soms een lange weg te gaan om dit vertrouwen te herstellen. Daarbij geldt: soms is een huismiddeltje al genoeg en soms heb je een medicijn nodig.
Daarover schreef ik al eens in dit magazine. Als pleegkinderen ernstige gehechtheidsproblemen hebben kan een ‘medicijn’ helpen, zoals therapie bij een hulpverlener die verstand heeft van trauma’s. Maar het gewone leven in een pleeggezin of gezinshuis blijft het meest heilzame ‘huismiddel’ tegen gevoelens van onveiligheid. Het gewone leven bij pleegouders, gezinshuisouders of pleeggrootouders helpt het pleegkind om de draad van gehechtheid weer op te pakken. Het gewone leven helpt om je als pleegkind veilig te gaan voelen en steeds meer vertrouwen te krijgen in anderen en in jezelf.
Door Femmie Juffer
Voetnoten
- Femmie Juffer (2023). Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties - Inzichten uit gehechtheidsonderzoek (herziene versie). Raad voor de Rechtspraak, Research Memoranda, nummer 5 / november 2023.
- Zie ook Forslund, T., Granqvist, P., van IJzendoorn, M.H., Sagi-Schwartz, A., Glaser, D., Steele, M., … Duschinsky, R. (2022) Attachment goes to court: child protection and custody issues, Attachment & Human Development, 24(1), 1-52.