Hoe zit dat?
Omgangsregeling pleegouders en het pleegkind
Door Mariska Kramer
Jenny (14 jaar) woonde ruim 6 jaar bij haar pleegouders, eerst in het kader van de ondertoezichtstelling en vervolgens was er een aantal jaar sprake van een voogdijmaatregel. Twee jaar geleden zijn de pleegouders tot voogd over Jenny benoemd. Zij namen de voogdij over van de gecertificeerde instelling. Vanwege Jenny’s complexe problematiek en oppositionele gedrag, waaronder wegloopgedrag, is er door de kinderrechter een ondertoezichtstelling over Jenny uitgesproken. De pleegouders vinden het ingewikkeld dat zij als voogden met een ondertoezichtstelling te maken krijgen. Toch staan zij achter de maatregel: de gecertificeerde instelling kan snel de benodigde hulp inschakelen en er is sprake van zogenaamd ‘toegevoegd gezag.’ Uiteindelijk wordt Jenny zelfs in een gesloten jeugdzorginstelling geplaatst. De gecertificeerde instelling heeft hiervoor de (gesloten) machtiging verzocht en de kinderrechter heeft deze afgegeven. Maar ook hier zet Jenny, tijdens haar verlofmomenten, haar wegloopgedrag voort. De pleegoudervoogden zijn het niet eens met de verloven die Jenny krijgt, maar zij worden daarin overruled door de jeugdbeschermer en de gesloten jeugdzorginstelling. De pleegouders vinden dat zij hun verantwoordelijkheid voor Jenny op deze manier niet langer kunnen waarmaken en verzoeken de rechtbank om zich te laten ontslaan van de voogdij.
Op het moment dat Jenny niet meer in het pleeggezin woont en het pleegzorgcontract is beëindigd1, zijn de pleegouders niet langer pleegouder: zij zijn ‘pleegouder-af’. Dit is alleen anders als er nog sprake is van een deeltijd/weekend-pleegcontract1. In het geval van Jenny is er geen deeltijdcontract. De pleegouders zijn vanaf het moment dat Jenny niet meer bij hen woont, geen pleegouder meer, maar voormalige pleegouders. Zolang zij nog de voogdij uitoefenen, nemen zij als haar wettelijke vertegenwoordigers nog wel steeds de besluiten over haar. Maar omdat er bovenop de voogdij sprake is van een ondertoezichtstelling (‘toegevoegd gezag’), kunnen zij worden overruled door de jeugdbeschermer. Uiteraard moet aan de voormalige pleegouders van Jenny vanwege hun voogdij wel toestemming worden gevraagd en moeten zij worden betrokken bij de besluitvorming. Maar hun toestemming kan dus door de jeugdbeschermer worden overruled.
De voormalige pleegouders van Jenny dienen bij de rechtbank een verzoek tot ontslag van de voogdij in. Zij verzoeken om de gecertificeerde instelling (weer) met de voogdij te belasten. De instelling heeft hiervoor een bereidverklaring getekend. De rechter wijst het verzoek toe. Hiermee zijn de voormalige pleegouders niet alleen pleegouder-af maar ook voogd-af.
Omgang laten vastleggen
De voormalige pleegouders van Jenny willen graag het contact met Jenny behouden, een rol van betekenis voor haar blijven vervullen. Omdat de voormalige pleegouders geen formele positie meer hebben, is het raadzaam dat zij de rechter tegelijkertijd verzoeken om een omgangsregeling tussen hen en Jenny te laten vaststellen. Op deze manier zijn zij niet afhankelijk van de gecertificeerde instelling/de jeugdbeschermer: of die zich (voldoende) inzet voor contact/een omgangsregeling tussen Jenny en haar voormalige pleegouders.
Family life
Omdat Jenny voor langere tijd bij haar pleegouders heeft gewoond, is er 'family life' opgebouwd tussen haar en de pleegouders. Dit 'family life' eindigt niet als Jenny niet meer bij hen woont. Als voormalig pleegouder kun je de jeugdbeschermer vragen om een omgangsregeling met het kind. Als de jeugdbeschermer geen regeling vaststelt/wil vaststellen, kunnen de pleegouders de rechter vragen om een omgangsregeling vast te stellen. In het geval van Jenny kunnen de pleegouders dat gelijktijdig verzoeken bij hun verzoek om ontslag van de voogdij.
Als een pleegkind weer bij de ouders gaat wonen, kun je als voormalige pleegouder proberen om afspraken te maken met de ouders. Lukt het niet om tot afspraken te komen met de ouders of de jeugdbeschermer, kan de voormalige pleegouder dus de rechter verzoeken om een omgangsregeling vast te stellen. Aan deze procedure zijn kosten verbonden zoals griffierecht en het verzoek tot omgang moet door een advocaat worden ingediend. De rechter betrekt ook de mening van het kind. Hoe ouder het kind is, hoe zwaarder de mening van het kind meeweegt in de beslissing van de rechter.
Omgangsregeling op verzoek van het kind
Een kind (dus ook een voormalig pleegkind) kan ook zelf aan de rechter vragen om een omgangsregeling met zijn/haar voormalige pleegouder(s) vast te leggen. Het kind kan de rechter om een gesprek vragen. Dat kan telefonisch of in een briefje aan de rechter. Hiervoor is geen advocaat nodig. Deze mogelijkheid voor het kind wordt de ‘informele rechtsingang’ genoemd. Zie hierover BIJ ONS februari 2024.
Voetnoot:
1. Zolang er een pleegzorgcontract is met de pleegzorgaanbieder zijn pleegouders nog formeel als pleegouder aan te merken.