Ruimte voor rouw
Hoe ga je om met de verlieservaringen van uithuisgeplaatste kinderen?
Kinderen die in een pleeggezin of gezinshuis komen wonen, laten alles wat bekend is achter. Daarna moeten ze meteen meedraaien in een nieuw gezin. Er is vaak veel aandacht voor hechting, loyaliteit en trauma, maar voor het verliesproces dat pleeg- en gezinshuiskinderen meemaken veel minder. Iris Hollestelle en Marleen de Jager onderzochten dit verliesproces tijdens hun studie Social work aan de Christelijke Hogeschool Ede. Het idee voor het onderzoek ontstond bij Iris nadat zij zelf met een verlieservaring te maken kreeg. Marleen zag de verlieservaringen ook bij gezinshuiskinderen toen ze stage liep in een gezinshuis. Bijvoorbeeld bij contactmomenten met ouders, waar kinderen telkens opnieuw ervaren wat ze allemaal kwijt zijn. Iris en Marleen gingen samen aan de slag met de vraag: hoe kun je dit verliesproces als gezinshuisouder begeleiden? Het resulteerde in het boek 'Verdriet dat niemand ziet', waar gezinshuisouders en kinderen samen mee aan de slag kunnen om het verlies een plek te geven.
Voor hun onderzoek interviewden Marleen en Iris tien gezinshuisouders. Marleen vertelt: “Het verlies dat kinderen ervaren, was heel herkenbaar voor gezinshuisouders. Kinderen missen hun ouderlijk huis, ook als het thuis niet veilig was. Ze zullen altijd loyaal blijven en zien altijd de mooie kanten van thuis. In het gezinshuis is alles anders: van je tandenborstel tot het ritueel ‘s morgens. Het is een verliesproces dat je doormaakt.”
Dit verlies na een uithuisplaatsing is te vergelijken met een rouwproces, legt Iris uit: “Bij rouw denken we vaak aan dood en overlijden, maar rouw kan gaan om een heleboel dingen: verstoorde relaties met ouders die elkaar niet meer zien, een burn-out of een verhuizing. Het speelt bij ieder contact met personen of dingen dat stopt. Het is iets wat je achterlaat en niet meer terugkrijgt. Het rouwproces van kinderen kan gaan over ouders die je niet meer ziet, een leuke juf, de speeltuin die verandert of de tandenborstel die je achterlaat.”
Levend verlies
Het verlies dat uit huis geplaatste kinderen ervaren wordt levend verlies genoemd. Iris legt uit: “Als je rouwt om iemand die is overleden, zit er een soort einde aan de rouw. Dat betekent niet dat de rouw niet meer terugkomt, bijvoorbeeld op belangrijke momenten in je leven. Maar de persoon komt niet terug. Je verweeft het verlies in je leven en de rouw komt en gaat. Als je steeds opnieuw met het verlies dat nooit eindigt geconfronteerd wordt, wordt dat levend verlies genoemd. Dat speelt bij kinderen die uit huis geplaatst worden ook, bijvoorbeeld als ze hun ouders zien bij contactmomenten.” Marleen vult aan: “Je kunt het niet afsluiten en een plek geven want je wordt er nog vaak mee geconfronteerd.”
Ruimte voor het verliesproces normaliseert een kind
Marleen vervolgt: “Gedrag van een kind wordt vaak gelinkt aan trauma of een hechtingsstoornis. Maar als je een stapje verder kijkt, heeft het rouwproces ook invloed op gedrag.”
“Rouw merk je in je lichaam en je emoties”, vertelt Iris. “Je kunt niet zeggen: dit gedrag is het gevolg van rouw, want het is niet te isoleren. Maar door alles af te schuiven op trauma, loyaliteitsconflicten of dat soort zaken, krijgen kinderen het gevoel dat de rouw er niet mag zijn. Rouw is een heel normaal proces dat iedereen meemaakt. Als de verlieservaring er mag zijn en je geeft er ruimte aan, heeft een kind niet het gevoel dat het niet hoort of niet normaal is.”
Marleen: “Je kunt een kind laten zien dat het echt oké is hoe je je voelt en dat het niet raar is om je anders te voelen dan anderen. Je hebt andere dingen meegemaakt dan anderen. Het is logisch dat daar emoties bij horen zoals jaloezie, boosheid of verdriet. Dat hoef je niet weg te stoppen.”
Iris: “Tegenstrijdige emoties horen erbij, die zijn oké. Het is heel logisch dat je misschien blij bent dat je in een gezinshuis woont omdat het daar veilig is, maar het ook ontzettend vervelend vindt dat je niet meer op zaterdag pannenkoeken kan bakken met mama. Die tegenstrijdige gevoelens kunnen constant schuren en wringen. Het helpt als je er woorden aan geeft, ook dat zorgt voor normalisering.”
Kom in contact met Iris en Marleen
Wil je meer weten over het verliesproces, het onderzoek van Iris en Marleen of hun boek? Je kunt hen uitnodigen om een workshop of presentatie te geven over het thema. Je vindt hun contactgegevens in ons overzicht van sprekers over pleegzorg ➡️ https://www.denvp.nl/ontmoeten/sprekers/sprekers-over-pleegzorg.
Wil je het boek 'Verdriet dat niemand ziet' bestellen? Het boek is te koop voor 8,50 euro plus verzendkosten. Stuur een mailtje naar ongezienverlies@gmail.com met daarin je naam, adres en contactgegevens. Je ontvangt een betaalverzoek, daarna sturen Marleen en Iris het boek op!
Verdriet dat niemand ziet Met de resultaten en inzichten uit het onderzoek maakten Iris en Marleen een praktisch boek voor gezinshuisouders en -kinderen: Verdriet dat niemand ziet. Marleen vertelt over het boek: “Er is de laatste tijd steeds meer ruimte voor het verliesproces, maar er was voor gezinshuisouders nog niks om daarmee om te gaan en het goed te begeleiden. Daarom hebben we een heel concreet boek gemaakt waar kinderen én gezinshuisouders iets aan hebben en waarmee ze samen aan de slag kunnen gaan. Er staat informatie over rouw in kindertaal in het boek en oefeningen die je samen kunt maken. Ook staan er tips in voor gezinshuisouders.”
“Rouw is een onderwerp waarover je samen in gesprek moet gaan”, vervolgt Marleen. “Je kunt niet een kind een boek geven en zeggen: ga maar ermee aan de slag. Het is iets om samen te bespreken.”
Verlies tastbaar maken
Het boek bevat praktische oefeningen voor kinderen om met het verlies om te gaan. Marleen: “Een voorbeeld van een oefening is het maken van een sleutelhanger of armband met een kraal. De kraal staat voor het verlies dat je altijd bij je draagt. Het laat zien dat het bij jou hoort en dat het gewoon oké is. Je maakt het tastbaar en geeft het een plek door het bij je te dragen.” Iris licht het idee van de oefening verder toe: “Rouw verweef je in je leven. Het is niet iets waarvan je kan zeggen: dat stoppen we daar, dan doen we het deurtje dicht en dan is het af. Rouw is iets dat steeds verandert en bij je blijft als je ouder wordt.”
Iris noemt nog een voorbeeld: “Een andere oefening is het maken van een muizentrappetje (red. knutselwerkje van twee stroken papier vouwen). Daarop kun je positieve en negatieve dingen schrijven. Het idee erachter is dat positieve en negatieve dingen in je leven tegelijkertijd kunnen bestaan. Soms denken kinderen: ik kies zwart of wit, het is leuk of het is niet leuk. Maar het is heel vaak grijs. Je kunt verlies ervaren en toch nog steeds leuk spelen. Het muizentrappetje laat zien dat het naast elkaar kan bestaan.”
Tips voor pleeg- en gezinshuisouders
De tip van Marleen voor pleeg- en gezinshuisouders: “Het belangrijkste is: besef dat er een rouwproces speelt bij een kind. Gedrag is niet alleen het gevolg van trauma, het kan ook te maken hebben met verlies. Alleen al het zien van dit verlies en het de ruimte geven, is een hele mooie stap. En geef het dan ook de tijd: je moet niet van een kind verlangen dat het weggaat, want het hoort bij het kind. Je kunt het onderdeel laten zijn van het leven en het kind begeleiden om het te verweven in zijn leven.”
Iris sluit daarbij aan: “Realiseer je dat rouw onderdeel is van de ontwikkeling van een kind. Het is belangrijk om het proces van het kind te volgen. Levend verlies is te groot om in een keer een plek te geven in je leven. Het besef van verlies moet groeien, dus moet je niet in één keer zeggen: nee, je kan niet terug naar papa en mama en dit is hoe het gaat. Dat is lastig in de praktijk; het vergt ontzettend veel zorgvuldigheid en afstemming.”
Lotgenotencontact
Tot slot heeft Iris nog een tip voor kinderen en jongeren: “Praten met lotgenoten kan ook heel erg helpen. Vooral om met levend verlies om te gaan wordt dat aangeraden. Bij lotgenoten mag het gevoel er zijn, je beseft dat jij niet de enige bent die hiermee te maken heeft. Er zijn veel meer kinderen die met deze tegenstrijdige gevoelens te maken hebben: dat is heel normaal.”
Door Tijs Hardenbol