Informele steun: organiseren van wat er al is
Een beetje omkijken naar elkaar en een hand uitsteken als je ziet dat iemand dat kan gebruiken. Dat is toch niet meer dan normaal? ‘Jazeker!’, is vast jouw reactie. Gelukkig vinden veel anderen dat ook, gezien het groeiend aantal initiatieven voor informele steun. Informele steun is onbetaalde hulp, verleend door familie, vrienden, buren of vrijwilligers, in tegenstelling tot formele zorg die wordt geboden door beroepskrachten.
Toch is dat niet altijd even makkelijk in de huidige tijd. We doen allemaal ons best om alle ballen, zoals werk, gezin en sociaal leven, hoog te houden. Iedereen heeft het druk. Als het dan (tijdelijk) niet zo lekker gaat, willen we het liefst niet een ander daarmee belasten. Tegelijkertijd staat de jeugdzorg onder druk en kunnen we wel spreken van een crisis. De behoefte aan ondersteuning vanuit het eigen netwerk (van een pleeggezin) wordt daarom groter. Kan het organiseren van informele steun ervoor zorgen dat in deze behoefte wordt voorzien en daarmee de druk op de jeugdzorg vermindert?
We legden drie stellingen voor aan een panel van professionals in de jeugdzorg en peilden hun mening over dit vraagstuk.
Peter van der Loo Directeur-bestuurder Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP)
Naast dat Peter zich vanuit zijn functie bij de NVP inzet voor de pleegzorg in Nederland, is hij zelf (weekend)pleegouder. Ook helpen hij en zijn vrouw een 22-jarig meisje op weg naar zelfstandig wonen vanuit Kamers met Aandacht.
Hilde Gersjes Directeur a.i. Divisie Jeugd Amarant en Manager Sterk Huis
Vanuit haar dubbele rol kent Hilde zowel de formele als informele zorg. Amarant is een zorginstelling voor mensen met een (lichte) verstandelijke beperking, autisme of hersenletsel. Sterk Huis helpt bij opvoedings- en ontwikkelingsvragen, bijvoorbeeld met ambulante hulp en pleeg- en gezinshuiszorg.
Leontine Bibo Oprichter en directeur Stichting Buurtgezinnen
Haar ervaringen als crisispleegouder deden Leontine besluiten om met Buurtgezinnen te starten. Buurtgezinnen is een concept dat steun biedt aan gezinnen die het (tijdelijk) zwaar hebben door gezinnen uit de buurt aan elkaar te koppelen en te faciliteren. De organisatie is inmiddels door heel Nederland actief.
Stelling 1
De crisis in de jeugdhulp vraagt om een andere manier van denken en werken; informele steun is daarin cruciaal.
Leontine: “Roerend eens. Informele steun is alweer bijna jargon geworden, alsof het onderdeel is van de sector. Ik wil deze ontwikkeling eigenlijk liever nog veel ruimer zien. We moeten weer veel meer toe naar een samenleving waarin we gewoon wat meer op elkaar letten en samen zorgen, zoals kinderen opvoeden. It takes a village to raise a child. We moeten weer die pedagogisch dragende samenleving worden en dat vraagt om een hele maatschappelijke verandering. Dat is wat mij betreft het uitgangspunt en informele steun is daarin één van de antwoorden op wat er nu niet goed loopt in de jeugdzorg.”
Peter: “Ik ben het ook eens met deze stelling. En ik vind het een mooie opmerking dat ‘informele steun’ alweer jargon is en dat we eigenlijk maatschappelijk gezien meer naar elkaar om moeten kijken. Daarbij is het wel goed dat die informele hulp vanuit verschillende initiatieven, van Handje helpen tot Kamers met Aandacht, georganiseerd wordt voor mensen bij wie een eigen netwerk niet vanzelfsprekend is. Intermediairs, om nog maar eens een andere vakterm te gebruiken, spelen dan een belangrijke rol om gezinnen bij elkaar te brengen. Is informele steun cruciaal, als in het antwoord op alle vragen? Dat denk ik niet. Maar daar begint het wel mee. Daarom zou de vanzelfsprekendheid groter moeten zijn, evenals de erkenning van de positie van mensen die elkaar helpen. We hoeven niet alles te professionaliseren. Ik denk dat er verschillende fases zijn van hulpvragen waarin op een bepaald moment de beroepsmatige hulp op zijn plaats is, maar welk moment dat is, dat is de vraag.”
Hilde: “Op hoofdlijnen ben ik het hier ook helemaal mee eens. Wat we nu aan het doen zijn, is niet houdbaar. We lopen tegen de grenzen aan van wat we kunnen organiseren en betalen. Er wordt hard gewerkt aan oplossingen en informele steun is daar zeker een belangrijk onderdeel van. Ik begrijp helemaal wat Leontine zegt; dat we terug moeten naar een collectievere samenleving. Maar hoe realistisch is dat? We zijn met veel meer mensen en leven op een andere manier. Plekken die vroeger voor samenhang zorgden, zoals een kerk, zijn deels weggevallen. Mensen zijn minder betrokken in de wijk waar ze wonen. Daarmee is ook het zicht op elkaar en hoe het met mensen gaat, weggevallen. Mensen willen nog wel iets doen, maar zich daar niet per se duurzaam aan verbinden. We kloppen niet meer zomaar bij elkaar aan. Daarom is het bijna onvermijdelijk om zorg te organiseren.”
Leontine: “Ik zie ook een tegenbeweging van een grote groep mensen die verlangt naar meer gemeenschapszin en graag iets voor een ander willen betekenen. Ze weten alleen niet zo goed hoe ze dat moeten aanpakken. Mensen durven misschien niet te vragen of niet zomaar hulp aan te bieden. In het vak noemen we dat handelingsverlegenheid. Georganiseerde initiatieven kunnen helpen informele steun toegankelijk te maken en vullen dan wellicht de plek van die kerk of vereniging weer op. Buurtgezinnen is daar een voorbeeld van.”
Peter: ”Niet alle mensen die hulp kunnen gebruiken, durven hun vraag zomaar te stellen. Vaak omdat er toch een bepaald stigma aan vast zit. Ook pleegouders willen niet altijd iemand in hun eigen omgeving lastigvallen, weet ik. Daarmee zijn de signalering van een hulpbehoefte, het vinden van de juiste hulp en het maken van de connectie belangrijke uitdagingen. Ik ben het wel met Hilde eens dat dat niet meer vanzelf gaat nu we minder dan vroeger in de gaten hebben wie er wel en niet was in de kerk, bijvoorbeeld. Een professional kan die signaleringsrol vervullen. De hulp kan vervolgens informeel ingevuld worden. Samenwerking, bemiddeling en verbinding tussen partijen is daarom belangrijk.”
Stelling 2
Pleeggezinnen en gezinshuizen verlenen zelf steun en (jeugd)hulp; ze hebben geen aanvullende steun nodig.
Peter: “Hier ben ik het niet mee eens. Kinderen die in de pleegzorg terechtkomen, worden complexer, het aantal professionals en het geld dat daarvoor beschikbaar is, worden minder. Dat maakt het onvermijdelijk dat er versteviging op andere manieren nodig is. We zien dat pleegouders het heel lang zelf doen tot ze daarin hun eigen grenzen bereiken of er zelfs overheen gaan. Om de draagkracht te versterken of de draaglast te verminderen, zijn er allerlei zorgvormen die pleegouders kunnen helpen. En dat gebeurt al. Pleegzorg op zichzelf is eigenlijk een vorm van informele zorg. Die hebben we enorm geformaliseerd, maar in de basis zijn het allemaal vrijwilligers. Je ziet deeltijdpleegouders die voltijdspleegouders ontlasten. Dat kunnen wat mij betreft ook Buurtgezinnen of steungezinnen zijn.”
Leontine: “Ik ben het natuurlijk niet eens met die stelling. Als pleegouder ben je gewoon kinderen aan het opvoeden. Dat is zwaar en daar kun je alle steun bij gebruiken. Er is wel een verschil. Gezinshuizen zijn beroepsopvoeders, terwijl pleeggezinnen dat niet zijn. Toch kunnen ouders in gezinshuizen soms hulp gebruiken en dat kan uitstekend informele steun zijn. Dat zouden we veel normaler moeten vinden en veel meer moeten bieden met elkaar. Dat zou volgens mij heel erg helpen bij het terugdringen van breakdowncijfers.”
Hilde: “Ik ben het er niet mee eens. Ik ben van mening dat pleeggezinnen en gezinshuizen zeker baat kunnen hebben bij aanvullende informele steun. We nemen bij de start van nieuwe pleegouders of nieuwe gezinshuisouders altijd het eigen netwerk mee. We vragen dan of ze mensen in hun eigen netwerk hebben op wie ze een beroep kunnen doen, mocht dat nodig zijn. Ik denk dat het eigen netwerk verschillende functies kan hebben, zoals het delen van de zorg en voorkomen dat de draaglast te zwaar wordt. Daarnaast heeft het naar pleegkinderen zelf een normaliserend effect dat er wel eens iemand komt oppassen in plaats van dat er altijd een professional in je buurt moet zijn omdat je in de jeugdzorg zit. Ik heb hele mooie voorbeelden gezien bij onze gezinshuizen van wat de enorme kracht van een netwerk is. Het is heel waardevol als er familie en vrienden zijn om ondersteuning te bieden als er een (gezins)ouder ziek wordt, zodat het gezin normaal kan doordraaien. Het is niet te doen om dat allemaal professioneel te organiseren. De mensen zijn er niet, het kost veel geld en misschien nog wel belangrijker: het is voor de ontwikkeling van de kinderen erg ontregelend.”
Peter: “Dat is eigenlijk ook de essentie van een gezinshuis: dat je het samen doet met je netwerk.” Hilde en Leontine knikken instemmend.
Stelling 3
Informele steun voor een (pleeg)gezin of gezinshuis kan professionele hulp vervangen, mits de steunverlener, professional en het gezin samenwerken op basis van gelijkwaardigheid.
Peter: “Op zich wel. Als er informele steun is, zoals familie of buren, kan het zijn dat er minder professionele steun nodig is. Je schakelt dan pas professionele hulp in als het echt je pet te boven gaat. Informele hulp is in zekere zin al op basis van gelijkwaardigheid. Ook tussen pleegouders of gezinshuizen en professionele zorgverleners zou samenwerking vanzelfsprekend gelijkwaardig moeten zijn, al hebben ze andere kennis en vaardigheden. Helaas wordt dat niet altijd zo ervaren.”
Hilde: “Als dat niet zo is, kun je dan nog wel spreken van samenwerking?”
Leontine: “Als er een ongelijke verhouding is, dan is het ‘werken voor’ in plaats van samenwerken. Informele initiatieven willen niet de verlengde arm zijn van de hulpverlening. Ik ben het wel echt eens met deze stelling: ik denk dat je zeker een deel van de beroepsmatige hulp kunt vervangen door informele steun.”
Hilde: “Ik ben het eens, maar wel met de nuancering dat het een deel van de professionele hulp kan vervangen. Wat en hoe? Dat verschilt per situatie. Op dit moment zijn we met allerlei initiatieven aan het uitvinden hoe we de rol van informele steun kunnen vergroten. Informele steun kan geboden worden als er al professionele zorg betrokken is, maar kan ook vooraf om te voorkomen dat er professionele zorg nodig is. Daar zou je het liefst op willen inzetten.”
Peter: “Er zit een grijs gebied tussen gezinnen die het met een beetje hulp wel redden en gezinnen met zware problematiek die professionele hulp nodig hebben. Hoe kunnen we in dat gebied zorgen voor de juiste vermenging van verschillende rollen, formeel en informeel, waardoor het werkt voor dat gezin?”
Leontine: “Dat is de ambitie van Buurtgezinnen: zorgen voor een netwerk in de buurt voor gezinnen die (tijdelijk) steun kunnen gebruiken, in plaats van of naast formele zorg. Ik denk dat je het meeste uit de informele steun kan halen als je er inderdaad op die manier naar kijkt en gemeentes het preventief inzetten. Dat lijkt me ook het mooiste voor iedereen, dat je kunt voorkomen dat problemen in gezinnen verergeren. Dat is wat je wil: dat kinderen gewoon thuis kunnen opgroeien bij hun eigen ouders. Op het moment dat gezinnen het moeilijk krijgen, wil je dat ze door informele steun weer wat sterker en veerkrachtiger worden, de draagkracht vergroten en geen beroepsmatige hulp nodig hebben. Dat is het ideale plaatje. Helaas is de werkelijkheid vaak anders, dus informele steun wordt ook ingezet in gezinnen waar al hulp is. In dat geval zorgt informele steun voor normalisering en terugkeer naar het gewone leven: door sportles te organiseren of verjaardagen te vieren. Uiteindelijk kan het dan ook bijdragen aan het afbouwen van beroepsmatige hulp.”
Van de redacteur
Ik ben zelf sinds vier jaar weekendpleegouder voor een jongen van inmiddels 14 jaar. Zo’n anderhalf jaar geleden namen wij een korte periode de 20-jarige dochter van vrienden in huis om haar te helpen de overstap naar zelfstandig wonen te maken. Ik bied op deze manieren ook informele steun – al had ik dat nooit zo gezien.
Toen ik me voorbereidde op dit onderwerp – en zelfs nog aan het begin van dit interview – voelde informele steun heel formeel. Ik zette ook een aantal initiatieven van informele steun op een rijtje voor deze editie. Ik had het idee dat het vooral over georganiseerde hulp ging. Maar dat is niet zo: informele steun gaat ook over mij. En over jou.
Zoals bij de eerste stelling duidelijk wordt, is het begrip jargon geworden. Informele steun is uit noodzaak geformaliseerd. En ik begrijp wel waarom. Er is minder verbinding met de directe omgeving. Contacten zijn vluchtig. Als werkende moeder vloog ik ook vaak in en uit bij het brengen en halen van mijn kind op school of opvang. Daarbuiten was ik vooral druk met het managen van onze eigen gezinsagenda. En toegeven dat het je op enig moment toch niet helemaal lukt, doet niemand graag.
Een van de moedigste dingen die je als mens kunt doen is hulp vragen; aangeven dat je het niet alleen kan. Daarom heb ik ook veel respect voor de ouders van onze pleegzoon, ondanks dat ze soms keuzes maken die ik lastig vind om te begrijpen. En zoals de professionals ook aangeven: soms durven mensen niet om hulp te vragen. Dus misschien is hulp bieden wel net zo moedig. Je gaat gevoelsmatig een grens over als je je ‘bemoeit’ met zaken die mensen liever niet met de buitenwereld delen.
Je hoeft je niet meteen aan te melden als fulltime pleegouder of bij een van de georganiseerde initiatieven. Je kunt ook ‘gewoon’ een tijdje je familie, vrienden of buren helpen. Als jullie daar samen uitkomen, is er heel veel mogelijk. Wij hadden contact met beide ouders van het meisje dat bij ons kwam wonen. Omdat ze al 20 was, besliste ze veel zelf. Ze had ons opgegeven als contactpersoon voor school en hulpverlening en toestemming gegeven om met hen te schakelen als dat nodig was. Ze viel voor veel zorg precies tussen wal en schip, tussen jeugd- en volwassenzorg. Eigenlijk kon ze nergens op korte termijn terecht.
Inmiddels is ze opgebloeid tot een zelfverzekerde jonge vrouw die zelf ook om hulp durft te vragen. Ze klopte onlangs aan voor advies omdat ze wilde gaan samenwonen met haar vriend. Het contact met haar ouders is hersteld en meer dan goed op dit moment. En ze is zelfs na ruim een jaar wachttijd alsnog in therapie gegaan om verder aan zichzelf te werken.
Dus als je het mij zou vragen, schroom niet om uit te reiken. Of dat nu is om hulp te vragen of hulp te bieden, het kan iets positiefs teweegbrengen. En kom je er toch zelf niet uit of heb je behoefte aan een duidelijker kader of begeleiding, neem dan contact op met een van de initiatieven voor informele zorg bij jou in de buurt.