Kom als pleegouder niet ‘adoptief’ over?!
Pleeg- en gezinshuisouders worden in de rechtbank nogal eens ‘adoptief’ genoemd, waarbij er aan hun goede bedoelingen wordt getwijfeld. Gezinshuisouders Femke en Jan vertellen over hun ervaringen hiermee. Wetenschapper Femmie Juffer en advocaat Mariska Kramer reageren.
Onvoorwaardelijk
Jong ouders worden, dat was onze grote droom. Al snel bleek dat dit niet zo vanzelfsprekend is. Pleegzorg was iets wat we ooit zouden gaan doen, maar kwam door ongewenste kinderloosheid in een versnelling. Pleegzorg vinden we een mooie vorm om kinderen te helpen. Zoals in onze pleegzorgcursus werd aangegeven: zo kort als mogelijk en zo lang als nodig. We willen de kinderen echt een thuis, een gezinsgevoel bieden. De basis daarvoor is: dat we van ze houden alsof ze nooit meer weggaan. Onvoorwaardelijk, ook al is een plaatsing tijdelijk.
Al snel groeide ons gezin uit van één kind naar een groot pleeggezin. We kregen, zoals veel pleegouders, te maken met rechtszaken over de ondertoezichtstelling (OTS), het perspectief, omgangsregelingen en vakanties. Vanuit meerdere hoeken kregen we het advies er op te letten dat we niet ‘adoptief’ zouden overkomen in de rechtbank. Met andere woorden: doe niet alsof jullie de adoptieouders zouden (willen) zijn. Want blijkbaar kun je adoptief overkomen als je als pleegouder opkomt voor de belangen van het pleegkind.
Best vreemd, vonden wij, want we zagen onszelf helemaal niet als adoptief. Hoeveel verdriet een afscheid ook kost, als het in belang van het kind is om terug te gaan naar de biologische ouders, dan zullen wij daar met volle inzet aan meewerken en ook achter staan. Maar het wordt lastiger als betrokken hulpverleners en wij veel twijfels hebben over een terugplaatsing. Of als er besluiten genomen worden op basis van ondeugdelijke of onvolledige onderzoeken. Dan kun je wat ons betreft als pleegouder niet wegkijken, maar voelt het als een plicht om op te komen voor de belangen van het pleegkind. Juist het opkomen voor die belangen hoort voor ons bij goed pleegouderschap.
We hebben in de loop der jaren meer dan eens afscheid moeten nemen van een pleegkind en we zullen niet ontkennen dat dat pijn doet. Zo namen we afscheid van een dreumes die vanaf de leeftijd van vier maanden bijna een jaar in ons gezin verbleef. Dat afscheid deed veel pijn en we gingen als gezin echt door een rouwproces. Toch stonden we helemaal achter deze terugplaatsing.
Omdat wij met pleegzorg begonnen na ongewenste kinderloosheid, was het altijd een makkelijke troef om tijdens een zitting het woord adoptief tegen ons in te zetten door de biologische ouders of hun advocaten. Inmiddels hebben we sinds twee jaar ook een biologische zoon. Voor sommigen worden de terugplaatsingen en de geboorte van onze zoon als bewijs gezien dat we niet adoptief zijn en in staat zijn een pleegkind los te laten. Bijzonder, want voor ons is daarin nooit iets veranderd.
Femke en Jan, gezinshuis ’t Buitenhof
Foto: Lilian van Rooij
Reactie van Femmie Juffer, redactielid BIJ ONS en emeritus hoogleraar adoptie en pleegzorg
‘Adoptief’: een eretitel!
Over pleegouders wordt soms gezegd dat ze ‘adoptief’ zijn. Ik schreef er al over in mijn notitie over gehechtheid voor kinderrechters (1). Dat was in 2010, maar blijkbaar is het een hardnekkig vooroordeel. Want regelmatig duikt het woord ‘adoptief’ op en wordt het gebruikt om aan de goede bedoelingen van pleegouders te twijfelen.
‘Adoptief’ wil zeggen dat pleegouders zich gedragen alsof ze de adoptieouders van het pleegkind (willen) zijn. Deze pleegouders zouden het pleegkind niet zien als een kind waarvoor ze tijdelijk zorgen, maar als een eigen kind of adoptiekind dat voorgoed bij hen woont. Daarom zouden ze minder openstaan voor samenwerking met de ouders en twijfels of vraagtekens hebben bij mogelijke terugplaatsing. De bottomline is dat deze pleegouders het verwijt krijgen dat ze zich het kind willen toe-eigenen. De pleegouders daarentegen vinden dat zij voor het belang van hun pleegkind opkomen.
Het gaat om een belangrijk punt dat alles met veilige gehechtheid te maken heeft. Vanuit wetenschappelijk onderzoek weten we dat een kind niet anders kan dan zich te hechten aan wie hem op dit moment verzorgt. En een kind kan dat alleen maar voluit doen: hij kan zijn gehechtheid niet uitzetten, verdringen of in een pauzestand zetten. De beste zorg die een vervangende ouder kan geven, is dan ook een totale inzet. Met andere woorden: ‘zorgen voor het kind alsof het een eigen kind is’. Als vervangende ouderfiguren zich minder inzetten of afstand houden om een te sterke band te voorkomen, dan zal het kind dat ervaren als een tekort in de emotionele beschikbaarheid van de ouderfiguur. En dat is een risico op onveilige gehechtheid.
Een Amerikaans onderzoek liet zien dat er minder overplaatsingen waren in pleeggezinnen waar pleegouders zich inzetten voor het pleegkind ‘alsof het hun eigen kind’ was. Dat betekende niet dat deze pleegouders geen oog hadden voor het gegeven dat het pleegkind op termijn (misschien) weer terug zou gaan naar de biologische ouders.
Het is hoog tijd voor een andere manier van denken in de rechtszaal en in de praktijk van pleegzorg. Misschien met uitzondering van tijdelijke (crisis)plaatsingen, pleit ik voor de gedachte dat er geen betere pleegouders zijn dan ‘adoptief’ ingestelde pleegouders. Zij houden van hun pleegkind alsof het hun eigen kind is en dat is het allerbeste voor de gehechtheid van het kind. Deze pleegouders weten dat in sommige gevallen kinderen weer veilig naar hun biologische ouders terug kunnen en erkennen dat opgroeien bij de biologische ouders dan in het belang van het kind is. Een terugplaatsing zal de pleegouders pijn doen, maar juist omdat ze van het pleegkind houden, gunnen ze hem het allerbeste.
Hoor je als pleegouder dat je ‘adoptief’ bent ingesteld? Zie het als aanbeveling en eretitel!
Reactie van Mariska Kramer, redactielid BIJ ONS, advocaat en auteur van o.a. ‘Paraplu voor pleegouders in de juridische praktijk’.
Pleegouders in de rechtszaal: opboksen tegen beeldvorming
Als (jeugdrecht)advocaat sta ik regelmatig pleegouders bij. Pleegouders die opkomen voor de belangen van hun pleegkind: door tussenkomst in een juridische procedure of doordat zij zelf een procedure starten. Dit is in emotioneel (en soms ook financieel(2)) opzicht een hele stap voor pleegouders. Met name omdat deze juridische stap vaak ook betekent dat je als pleegouders in de rechtszaal ‘tegenover’ de ouder(s) van het pleegkind komt te staan.
De procedures waar pleegouders bij betrokken zijn, gaan meestal over de verblijfplaats van het pleegkind of de omgangsregeling van het pleegkind met de ouders. Vooral procedures over de verblijfplaats - de vraag of het pleegkind mag opgroeien bij de ouders of bij de pleegouders - zijn erg ingrijpend en emotioneel zwaar. Zowel voor de pleegouders als de ouders. Toch komt het in de praktijk helaas voor dat rechters de ouders van het kind wezenlijk anders benaderen dan pleegouders. Dan is tijdens de zitting te merken dat er sprake is van bepaalde beeldvorming bij de rechter over de pleegouders die niet (geheel) overeenkomt met de werkelijkheid. De plek van ouders in de rechtszaal lijkt bij rechters dan veel ‘vanzelfsprekender’ dan de plek van pleegouders in de rechtszaal. Er (b)lijkt veelal meer begrip te zijn voor de plek van ouders in de rechtszaal: ‘Het is immers hun kind’, dan voor pleegouders: ‘Je weet als pleegouder toch waar je aan begint’.
Betrokkenen zijn vaak niet (voldoende) doordrongen van het wezenlijke pedagogische belang voor de (hechtings-)ontwikkeling van het kind: onvoorwaardelijk moeten (kunnen) houden van het pleegkind alsof het nooit meer weggaat. In de zittingszaal laten merken dat je als pleegouder houdt van het pleegkind alsof het je eigen kind is, ligt uiterst gevoelig. Het ‘houden van het pleegkind alsof het je eigen kind is’ wordt in de praktijk, door rechters maar ook door professionals zoals jeugdbeschermers, nogal eens benaderd vanuit het idee dat pleegouders het pleegkind ‘voor zichzelf willen houden’. Als er met deze blik naar pleegouders wordt gekeken, is het inderdaad niet (goed) voor te stellen dat pleegouders überhaupt (zouden kunnen) opkomen voor het belang van het pleegkind. En is het gemakkelijk in te vullen dat pleegouders louter voor hun eigen belang zouden opkomen. Terwijl ‘houden van je pleegkind alsof het je eigen kind is’ wel degelijk hand in hand kan gaan met onbaatzuchtig opkomen voor het belang van het pleegkind.
Ik ben het daarom volledig met Femmie Juffer eens. Het wordt hoog tijd dat er anders wordt gedacht over adoptief ingestelde pleegouders. Zowel in de rechtszaal als in de praktijk.
Pleegouders hebben niet voor niets van de wetgever de bevoegdheid gekregen om, in ieder geval na een pleegzorgperiode van een jaar of langer, in de rechtszaal op te komen voor de belangen van het pleegkind!
Noten
1. Juffer, F. (2010). Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties. Inzichten uit gehechtheidsonderzoek. Raad voor de Rechtspraak.
2. Waar ouders meestal in aanmerking komen voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand komen pleegouders hier meestal niet voor in aanmerking en moeten zij de advocaatkosten zelf betalen. Het is daarom raadzaam voor pleegouders om een rechtsbijstandsverzekering af te sluiten waarbij pleegzorg onder de polisvoorwaarden valt.