Interview Clementine Degener
Pleegkinderen en etnische identiteit
Interview Clementine Degener
Pleegkinderen en etnische identiteit
Clementine Degener (41 jaar) is hoofddocent Social Work aan de Hogeschool Rotterdam. Eind 2021 promoveerde zij aan de Rijksuniversiteit Groningen op een onderzoek naar de etnische identiteit van pleegkinderen.
Clementine Degener onderzocht hoe pleegkinderen met verschillende etnische achtergronden zichzelf en hun afkomst beleven. Bij etnische identiteit gaat het over uiterlijk, taal, religie, tradities en gebruiken van een bevolkingsgroep of land. Wie ben je en bij wie wil je horen? Voorbeelden zijn: Draag je een afrokapsel of dreadlocks? Spreek je Nederlands en Papiamento of alleen Nederlands? Doe je wel of niet mee aan de ramadan volgens het islamitisch geloof?
BIJ ONS ging met Clementine Degener in gesprek over de verhalen die zij van pleegkinderen hoorde. De pleegkinderen in haar onderzoek hadden een diverse etnische achtergrond en hun pleegouders waren allemaal wit.
Wat is etnische identiteit en waarom is het belangrijk?
“Etnische identiteit gaat over ‘Wie ben ik?’, ‘Bij wie hoor ik?’. Bij een sterke positieve etnische identiteit heb je een positief gevoel van ‘erbij horen’. Je hoort bij de mensen die er hetzelfde uitzien, dezelfde taal of religie hebben, dezelfde muziek luisteren. Ik vond het bijzonder dat uit het onderzoek kwam dat de jongeren trots zijn op hun haar. Dat maakt echt onderdeel uit van hun etnische identiteit.
De pleegkinderen uit mijn onderzoek kregen veel verschillende boodschappen van ouders, pleegouders en leeftijdsgenoten. De boodschappen over wie ze zijn en bij wie ze zouden moeten horen, waren soms tegenstrijdig. Zoals een meisje dat van pleegouders hoorde ‘Hier spreken we ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands).’ Terwijl haar ouders zeiden ‘Als je zo praat, nemen we je niet mee naar familie.’ Dan word je als pleegkind heen en weer geslingerd. Als ouders en pleegouders echt samenwerken, is het voor pleegkinderen makkelijker om zich goed te voelen over wie ze zijn en bij wie ze horen.”
Wie deden er mee aan je onderzoek?
“Voor het onderzoek heb ik twintig pleegjongeren in de leeftijd van twaalf tot negentien jaar geïnterviewd. Tien pleegjongeren heb ik twee keer geïnterviewd. Daar zat twee jaar tussen. De verdeling jongens en meisjes was fiftyfifty. Ze hadden een heel diverse etnische achtergrond. Marokkaans, Turks, Antilliaans, Surinaams, Egyptisch en Braziliaans. Drie van de twintig jongeren waren bi-cultureel; bijvoorbeeld half Turks en half Nederlands.
Hun pleegouders waren allemaal wit, maar niet alle pleegouders hadden enkel Nederlandse roots. Zo had één van de pleegouders Turkse familie. Een andere pleegouder had een Duitse achtergrond. In de interviews werd dit door de pleegkinderen benoemd. Het gaf aan dat het wel degelijk positief verschil maakt als er meer (etnische) achtergronden in het gezin zijn. Het werd door hen ook als prettig ervaren als er meer pleegjongeren in het gezin waren met een andere etnische achtergrond. Zo waren ze niet de enigen.”
Foto: Lilian van Rooij
De pleegkinderen in je onderzoek zijn ‘dubbel anders’, wat het niet makkelijker maakt. Kun je dat uitleggen?
“Deze jongeren worden erop aangesproken dat ze er anders uitzien dan hun pleegouders. Daardoor voelen ze de noodzaak om steeds opnieuw uit te leggen dat ze óók anders zijn omdat ze pleegkind zijn. Ze kunnen nooit eens gewoon bij het gezin horen.
Daarbij maakt hun achtergrond het niet makkelijker. Pleegkinderen hebben vaak al veel meegemaakt. Die trauma’s kunnen negatief uitwerken op het vormen van een positieve etnische identiteit. Een van de jongeren met een Marokkaanse achtergrond wilde niets te maken hebben met Marokkaanse mannen, omdat haar vader haar vroeger sloeg. Voor haar hoorde geweld bij de Marokkaanse cultuur. Een andere jongere wilde niet Somalisch zijn, omdat Somaliërs agressief zouden zijn. Maar zelf worden ze op straat wel gezien als Marokkaans of Somalisch. Wat kan helpen, zijn positieve voorbeelden. Als deze jongeren positieve Marokkaanse of Somalische rolmodellen leren kennen, kan dat helend zijn.”
Welk verhaal van een pleegkind is je bijgebleven?
“Dat van één pleegkind, een jongen uit een christelijk pleeggezin, dus een gezin met een religieuze identiteit. Uit zijn verhaal bleek hoe complex dat is. Hij bewoog goed mee met het gezin. Hij hoorde er helemaal bij. Ook zijn moeder werd goed bij het gezin betrokken en werkte goed samen met de pleegouders. Op zondag ging de jongen mee naar de kerk. Daar vond hij, zoals hij aangaf, rust.
Als de pleegzorgwerker kwam leek het heel goed met hem te gaan. Hij vertelde mij echter dat hij `s avonds niet kon slapen, omdat hij droomde dat zijn moeder in de hel kwam. Hij had dit nog nooit geuit. Dit kan onder de oppervlakte blijven als pleegzorgwerkers komen checken of alles goed gaat. In werkelijkheid ging het met hem dus niet zo heel goed. Hij voerde een eenzame strijd, die samenhangt met het geloof.”
Gekleurde identiteit
In 'Dit huis is een thuis' komen jongeren aan het woord die een andere culturele achtergrond hebben dan hun adoptie- of pleegouders. Zij vertellen hoe zij hun gekleurde identiteit ervaren en wat zij belangrijk vinden.
Dit huis is een thuis. Opgroeien in een multicultureel adoptie- of pleeggezin is geschreven door Femmie Juffer, Lindy Popma en Monique Steenstra. De fotografie is van Lilian van Rooij. Je kunt het boek bestellen bij uitgeverij DATO-Lecturis.
Heb je nog tips voor pleegouders?
“In het begin zijn pleegouders vooral bezig om pleegkinderen een veilige basis te geven en te helpen met meegemaakte trauma’s. Dat is ook begrijpelijk. Pas daarna komt de vraag ‘Hoe ga ik om met hun etnische achtergrond?’ Pleegouders willen er niet geforceerd aandacht aan besteden. Ze worstelen er ook mee. ‘Als we het anders-zijn benoemen, druist dat dan niet in tegen dat hij bij ons hoort?’ is een vraag die zij hardop stellen.
Aan de andere kant hoorde ik van pleegkinderen dat ze toch wel erg nieuwsgierig kunnen zijn naar hun achtergrond. Ook hebben ze vaak te maken met discriminatie, maar vertellen dat niet altijd. Hun pleegouders zouden het misschien niet begrijpen. Ik zie het als een belangrijk punt voor pleegouders en pleegkinderen: praat wel met elkaar over dit soort dingen.”
Wat zou jij pleegkinderen willen meegeven?
“Dat ze niet alleen staan. Dat hun zoektocht naar hun identiteit mooi en logisch is. Én complex, maar het mag er allemaal zijn. Hun verhaal is waardevol. Laat het horen. Door het systeem en het pleeggezin kan het soms moeilijk zijn om het verhaal in volheid te delen. Zoek dan een plek, een ruimte waar het verhaal vrij gedeeld kan worden. Bij lotgenoten bijvoorbeeld, zoals JongWijs voor pleegjongeren. Of deel het met vrienden of in een dagboek. Jullie verhaal moet en mag gehoord worden!”
Door Lily Monori van Dijken (redactielid BIJ ONS, pleegkind en auteur) en Femmie Juffer (redactielid BIJ ONS, emeritus hoogleraar adoptie en pleegzorg).
Meer informatie
- Het onderzoek 'Ethnicity reflections in foster families' (2021) van Clementine Degener is te downloaden op de website van de Rijksuniversiteit Groningen.
- Lees meer over cultuur en religie op pleegzorg.nl. Daar vind je ook twee webinars over dit onderwerp. In het webinar Etnische identiteit van pleegkinderen en dilemma's bij cultuur en religie vertelt Clementine Degener over de etnische identiteit van pleegkinderen.